Professor van der Pijl (naar wie een door hem ontdekte Amorpho- phallussoort zeer tactvol Sagitariae werd vernoemd) schreef eens in een artikel dat de geur van de Amorphophallus hem sterk deed denken aan die van een zwijn in staat van ontbinding. Een Duitse collega, Dr. Koernicke, die dit las, repliceerde het hiermee niet eens te zijn. Hij was bij een "Schwein in Entbindung"(een var ken tijdens de bevalling) aanwezig geweest en had niets geroken... die de benedenwindse huizen onbe woonbaar maakte. Natuurlijk staat deze reuk in verband met de voortplanting. Erzijn nl. wezens, bijv. doodgraverkevers, bij wie zij als zaligheid in de sprieten geurt. Deze willen op de gewaande kadavers eieren afzetten en bestuiven de bloemen daarbij. Wil men de geur in volle kracht genie ten, dan is het nodig 's avonds te gaan ruiken. In het Sumatraanse bos lokt de geur dus aaskevers, ze glijden door een melige laag op de bloeischede uit en storten in de ketel, waaruit ze vergeefs proberen weg te klimmen, ze klauteren ook tegen de kolf op, maar deze heeft een scherpgerande kraag waarover ze niet passeren kunnen. Dit vasthouden geschiedt omdat de vrouwelijke bloe men door het bezoek wel bestoven zijn, doch de mannelijke nog niet open zijn. Dat gebeurt pas de volgende ochtend en dan kunnen de kevers, als ze vol met stuifmeel zitten, weer ontsnappen door een speciale inrichting in de nu dicht gevouwen bloeiwijze. Amorphophallus Variabilis, de gewone kembang bangke met geopende bloem- schede, waarin etende kevertjes zicht baar zijn. De gewoonste Amorphophallussoort op Java is A. variabilis of kembang bangke of atjoeng. In 't Hollands wordt ze niet alleen lijkebloem doch ook slangeblad genoemd. Dat laatste slaat op de vreemdsoortig gevlekte blad steel. Deze soort groeit in verwaarloosde hoeken, bamboebosjes etc. Ze wordt bestoven door heel kleine kevertjes en houdt deze niet minder dan vijf dagen vast. Ditmaal isergeenglijval, maareris een eetbare laag onder in de bloei schede, die de insecten blijkbaar zulk heerlijk voedsel biedt, dat ze dagenlang niet van de plek gaan en zich zelfs rustig laten fotograferen. Juist als deze laag gaat verrotten, valt het stuifmeel op de kevertjes en ze vertrekken dan met stuifmeel naar een jonge bloem. Ik zag nog nooit een bloeiwijze zonder bezoekers. Soms zijn het er wel vijftig tegelijk. Zoekt U maar eens! De soort der kevers bewijst reeds dat de geur hier niets met lijken te maken heeft, al wijst de naam en een opper vlakkige kennismaking hierop. Ruik maar eens grondig en van dichtbij! Dat de geur altijd om half vijf begint is door de omgekeerde oorzaak als in de horlogebloemen (waarover meer in een latere Moesson - Red.) Hier leidt name lijk de overgangsprikkel 's ochtends vroeg (van donker tot licht) tot een proces dat 1OZz uur later de stank geeft. Toen het eens nodig was om kampong hoofden te imponeren liet ik op com mando bloemen om 3 uur en om zeven uur stank geven. (Onnodig te vertellen, dat de eerste lang vóór de ochtend in 't licht gezet was en de tweede tot 9 uur met zilverpapier donker was gehouden.) Op onze reuzesoort is de naam slange blad ook toepasselijk, zoals men in het park kan constateren. Misschien zal iemand zeggen, dat het toch een boom is en geen blad. Toch wel! De plant heeft altijd maar één blad tegelijk en dat blad verdwijnt weer als de bloem komt. Als een echt blad rot het dan in zijn geheel weg en het is trouwens ook helemaal niet houtig, doch zacht en sappig. De plant in het Jubileumpark is erg klein. In Benkoelen vond ik eens een blad met een hoogte van 5 6 meter, een steel van 25 cm diameter en een bladschijf met 10 m2 oppervlakte. Zoiets mag waarschijnlijk wel het groot ste blad ter wereld heten. O ja, een aardig verhaaltje! Ik was in Benkoelen in gezelschap van iemand, die niets van plantkunde weten wou en het een nutteloos vak vond. Onze discussie's leverden geen resul taat. Op een keer echter kwam mijn reisgenoot met veel lawaai van een helling afrollen. Hij sprak vele lelijke woorden aan 't adres van een boom, die er stevig uitzag, doch die zonder meer doorbrak, toen hij er zich aan vast- De auteur naast een Amorphophallus Decus Sylvae van 311 cm hoogte. klemde. Toen we bij de bewuste "boom" aan kwamen, bleek het een Amorphophallus blad te zijn. I k triomfeerde en gaf een les over het nut van plantkunde, die ons bladeren van bomen doet onderschei den. Wie houdt zich nu ook aan een blad vast! Er volgde voor het eerst geen tegenspraak. De diverse Amorphophallus soorten hebben nog een toekomst als cultuur gewas, terwille van het zgn. mannaan. De gewone kembang bangke echter bevat niet de gewenste stof. Amorphophallus Campanulatus, wordt gekweekt terwille van het zgn. mannaan. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 9