JOHN OVERTON
Reflections on flying in the Netherlands East Indies
1943-1946
The eastern sun glows gold on trembling wings,
tired crews and aircraft span the island chain
Day upon day the endless toil goes on - Bandoeng -
Padang - Bandoeng again.
Blood red sunsets - the sweetness of the evening chill,
the velvet skies, the myriad stars a diamond studded glow
distracts the thoughts from our tomorrows show.
With laughter and the joy of work well done, comes
shadows of the Spectres hand on chosen ones in the Eternal game,
We weep inside for friends and smile again.
The days pass by - old crews depart and new and eager faces
join this happy band of those who love the Air -
and other things which young men fancy.
The long tour ends, no more the shadows of our aircraft
mask the jungle roof and mountain top -
We left our mark but with our going went wondrous days of youth -
T'will never be the same again.
All this I see, although long years have passed, the memory
of that valiant host will never dim -
For I was part of them.
R.J.O. 1982
In Moesson van 1 5 augustus 1 988 werd onder het hoofd "Long Ago and
Far Away" een artikel van de hand van John Overton gepubliceerd.
Dat artikel verscheen oorspronkelijk in de door John geschreven "Newsletter",
welke door hem aan alle oudgedienden van het 31 st. Squadron R.A.F., die
o.m. in 1 945 en 1 946 te Batavia gestationeerd waren, werd toegezonden.
Dit werd echter zijn laatste nieuwsbrief, want Russel John Overton overleed
kort daarna op 64-jarige leeftijd, en werd in zijn geliefd Poringland ter aarde
besteld. Velen van zijn oude makkers uit die tijd waren daarbij aanwezig. Zij
allen verzekerden mij dat de periode te Batavia, toen zij de mensen uit de
verspreide gevangenkampen ophaalden, een hoogtepunt uit hun vliegers
loopbaan is geweest.
John zelf schreef reeds in 1982 over die tijd zijn "Reflections" die ik u
hieronder, mede namens John's weduwe Eva Marga Overton-Rode,
gaarne aanbied.
G. SARDEMAN
kamer van de juffrouw van wie het huis
eigenlijk is, een open zitkamer, grenzend
aan een tuin en dan de galerij waar tante
slaapt en achter het bediendenverblijf.
Tante schuift wat stoelen aan een wie
belig tafeltje.
De stoelen zijn bijna nog krakkemikkiger
dan het tafeltje.
Ze haalt een familiefoto uit haar tas en
laat hem aan tante zien. Tante herkent
de personen: "papa, mamé, oma, mijn
persoon", haar broers en zusters; alleen
de vier kleinste kinderen weet ze niet
goed. Tante en haarvader schelen twin
tig jaar.
De videocamera legt alles vast; alles
gaat zo snel.
De juffrouw en tante zijn strenge dames.
De één was vroeger Meester in de
Rechten, de ander griffier bij het Land-
gerecht.
De juffrouw vertelt over tante, over haar
baantjes, over tante's vergeetachtig
heid.
"Ik ben zo blij dat je komt, nu heb ik
weer familie.
Ze schrijven wel maar ze komen nooit,
waar zijn al mijn broers en zusters".
Tante is vergeten dat er nog maar drie
zusters in leven zijn van haar vijf zussen
en zes broers.
Een klein donker vrouwtje komt van
achter in de tuin.
Tante's trouwe bediende. Wat klein is
dit vrouwtje. Zelf komt ze net boven de
een meter vijftig uit, maar dit vrouwtje
komt nog niet eens tot haar schouder.
Ongevraagd komt het vrouwtje met een
dienblad met thee aan en verdwijnt
weer geruisloos naar achter in de tuin.
De zon schijnt fel in de tuin. Van de
galerij waar het warm is, verhuizen ze
naar de open zitkamer waar het koel is.
Leuk, zo'n zitkamer die zonder muur of
deur op een tuin uitkomt. Een oud huis.
Ze maken foto's. De juffrouw is een
beetje bijgelovig; ze wil niet met z'n
drieeën op de foto. Het jongetje van de
Indonesische familie moet er ook bij.
Na tante beloofd te hebben terug te
zullen komen stappen ze in een becak;
de juffrouw heeft inmiddels "haar"
becakkerel laten halen.
- "Als je bij je tante bent is het niet meer
ver. Alles is daar, de Mulo, de kerk, de
kazerne...." -
De schoolvriendin van haar vader heeft
gelijk.
Alles ziet er nog behouden uit.
De kerk is wit, met lichtbruine raamko
zijnen: Gereja Katolik St. Antonius.
Leuke tropische boompjes en een becak
voor de kerk. Ernaast een oud gebouw:
Gedung paroki Purbayan; zeker het
parochiehuis of was dit de MULO vroe
ger....
Een stukje verderop moet de lagere
school zijn, maar waar. Waar is het
voormalige fratershuis? Achter de kerk
is een complex van lage gebouwen.
Ze zien een bord met iets met Gereja -
kerk - maar het lijkt alsof alleen het bord
er nog is van vroeger. Geen fraters; wel
militairen.
Het is heet en stoffig. Ze nemen de
eerste de beste becak die voorbij komt
en betalen veel te veel voor de rit terug
naar het hotel, maar het maakt hen niets
uit.
Dat ook becaks wel eens een botsing
krijgen ervaren ze voor een tweede
keer. Op een kruispunt komt van links
een fietser. Doordat de straat naar het
kruispunt toe naar beneden loopt heeft
die fietser een vrij grote snelheid. Uit
tegengestelde richting komt een fietser.
Wie nou voorrang heeft weet niemand
meer, de becak en de twee fietsers
botsen tegen elkaar op. ledereen moet
lachen!
Bij terugkomst in het hotel overhandigt
de receptionist hen een briefje. Een
schoolvriend van haarvader heeft gebeld;
hij zal de volgende dag terugbellen.
De man had evenals de dokter gerea
geerd naar aanleiding van haar oproep
in Suara Merdeka, een Semarangse
krant.
Hij had haar in het Indonesisch geschre
ven en beweerde stellig haar vader te
kennen, met hem op school te hebben
gezeten. De man heeft een Indonesi
sche naam.
(wordt vervolgd)
1 1