Mijn Jeugd en hoe het verderging (Slot) Toen ons huis klaar was, verhuisden wij. Het was weer even wennen. Nu moest ik leren zélf een huishouding te voeren. Personeel was ter beschikking. Een tuinman, tevens waterdrager en boodschappenjongen, een kindermeid, een binnenmeid, ik kookte liever zelf. In 1 952 kwam de 2e baby en dat ging gelukkig allemaal goed. Ik kon alle aandacht aan de kinderen besteden. In 1 956 - ik had toen 4 kinderen - vertrokken mijn ouders naar Nederland. Het afscheid was voorgoed en hartverscheurend. Mijn man had voor Warga Negara (Indonesisch Staatsburgerschap) geopteerd. Ik volgde met de kinderen automa tisch zijn status, maar begreep niet wat het inhield. In elk geval zouden wij in Indonesië blijven wonen. In 1 959 werd het huwelijk ontbonden, het ging niet meer. De kinderen en ik werden ondergebracht bij een broer van de loerah (desahoofd). Hijzelf kon als ambtenaar geen Nederlands gezin huisvesten. Het was ontroerend, hoe veel liefde en eerbied en verzorging ik daar heb mogen ondervinden. Ik wilde graag wat terug doen en her stelde hun kleding, zocht groenten in het veld, hielp in de keuken en stampte zelfs wel beras. Maar dat vonden ze niet goed. Wat ik daar ook geleerd heb, is dat wanneer men bezweet en dorstig is, het beter is om zo heet mogelijk te drinken. Het lichaam heeft dan minder energie nodig om het evenwicht te herstellen. Wie dit niet gelooft, moet het eens zelf proberen. Door koude dranken te gebruiken, wordt de dorst alleen maar erger. Later moesten de kinderen naar school en werden we overgedragen aan Sociale Zaken. Wij kwamen te wonen bij Oud Steurtjes in Magelang. Ik kon daar tegen zakgeld in de kippenfokkerij wat werk verrichten en de kinderen had ik bij me. Ik was dankbaar voor deze fijne op lossing. Later regelde mijn moeder het zo, dat zij in Nederland op iemands rekening geld stortte en in Indonesië kreeg ik het bedrag dan in de valuta van het land. Zodoende kon ik wat meer voor de kinderen doen. Ze verhuisden later naar Semarang in een betaald tehuis waar ook andere wezen woonden. Inmiddels was de echtscheiding uitge sproken, omdat ik de drempel van het gerechtsgebouw plat gelopen heb. Ze wilden nu wel eindelijk van mij af. Ik kreeg daardoor mijn Nederlanderschap terug, de kinderen bleven W.N. (Ind. Staatsburger). Het complex waar het kosthuis was, in Semarang, bevatte ook aparte huizen. Eén er van werd gebruikt als Commissariaat van de Nederlandse Regering. Degene die er de scepter zwaaide was Mw. Mr. ter Kuile. Een strenge vrouw, maar zij deed alles wat ze kon, zelfs nog meer, hoorde ik later vertellen. Regelmatig moest ik er heen, als zij weer wat had bereikt wat goed voor ons was. Dat kostte reisgeld, want Magelang lag ver van Semarang. Op een goede dag was ik er weer en stopte mijn kinderen wat lekkers toe in een hoekje van de tuin. Er stond een auto te wachten met een dame er in. De heer was bij Mr. ter Kuile op haar bureau. Toen hij wegging, was ik aan de beurt. Weer buiten gekomen stond de auto er nog. Ik liep er langs om naar een vervoermiddel te zoeken om weer met de bus naar huis te gaan. De auto reed op en kwam naast me. De heer bood me een lift aan. Ik antwoordde: "Heel graag, want dat scheelt me weer 5 roepiah aan vervoer kosten." Ze moesten eerst nog naar een kennis, ik had geen bezwaar en ging dus mee. Onderweg kwam het gesprek op wat ik deed en waar ik woonde. Ik heb de hele situatie uiteengezet en kon mijn oren niet geloven wat me toen aangeboden werd. Ik mocht bij hen komen wonen tegen kost en at en toe meerijden naar Semarang. Het echtpaar had 6 kinderen en hield nogal van 's avonds uitgaan. Wanneer ik thuis was, konden zij met een gerust hart, des noods overnachten. Ik hoefde geen twee keer over dit besluit te denken. De man gaf Engelse les aan een school en ze woonden in Salatiga. Af en toe moest hij naar Semarang om boeken te regelen en dan mocht ik mee de kinderen op zoeken. Het dagelijks gebeuren in Salatiga was ook zeer gevarieerd. Er was iedere dag wat anders te beleven met die 6 kinde ren. Ik bracht ze naar school, want er werd wel eens gevochten en geplaagd. We deden leuke spelletjes, gingen wel eens wandelen en de maaltijden waren zo gezellig. Als een van de kinderen iets fout deed, wilde de vader niet te gauw slaan en probeerde grote ogen op te zetten als waarschuwing. Hij werd dan geplaagd door de moeder, die zei: "Probeer het maar niet Leopold, je kunt je ogen toch niet groter maken" tot grote hilariteit van de kinderen. Ik vergat nog te vertellen, dat de heer des huizes een Chinees was. Ook daar had ik een veilige en prettige verblijfplaats voor zolang het duurde. Op een goede dag (voor mij) kwam het bericht, dat mijn visum klaar was en wij konden gaan. Dat gaf een geweldige domper op het gezin, maar ik moest wel verder. Vele jaren later kwamen ook zij naar Neder land. Toen hun 3e kind ging trouwen, heeft hij me gezocht en gevonden en ik ben nog bij het huwelijk aanwezig geweest. Met het gezin trok ik naar Batavia waar ik geen contacten had en heg noch steg wist. Ook daar was het geluk met ons. Bij de ambassade was ook een Chinees, die naar Nederland zou gaan. Onge vraagd hielp hij ons, door met zijn auto van het ene naar het andere kantoor te rijden. Hij had dezelfde weg te gaan. Als tegenprestatie heb ik voor hem koffers op mijn naam vervoerd. Wijzelf hadden alleen wat kleding. Ik was veel te blij, dat ik alle kinderen bij me had en verdedigde ze als een kloek haar kuikens zou doen. We maakten enkele stops, Singapore, Beiroet, Karachi, Rome. De hele reis in het mooie KLM vliegtuig van Singapore uit duurde 24 uur. 's Nachts kwamen we op Schiphol aan. Hoewel we natuurlijk helemaal vreemd waren, voelde ik me toch niet verloren. De kinderen spraken nog gebrekkig Nederlands. Ik heb het wel altijd met ze gesproken, maar op school leerden ze wat anders. Het was eind mei, begin juni dat we in een pension waren in Amsterdam. Gelukkig slechts voor twee dagen De Chinees voor wie ik de koffers op mijn naam vervoerde, heb ik nooit meer gezien. Na veel geslapen te hebben, wij moesten acclimatiseren, werden we gewekt om aan tafel te gaan. De huishoudelijke hulp was alleraardigst. Na het eten dacht ik dat ze boos was, want in de keuken klonk het gerammel van eet servies. Ik vergiste me wel, want even later hoorde ik haar erbij fluiten. Ik wist toen dat men in Nederland nu eenmaal zo is. Op 2 juni werden wij per bus vervoerd naar Twello, waar we mijn moeder ver rasten met onze onverwachtte komst. Zij had toen nog geen telefoon. Op die dag was er bekijks in de straat. De direkte buurvrouw van mijn moeder leefde erg mee met onze vreugde, leder volgend jaar, herinnerde ze mijn moeder aan de 2e juni, want dan was de eerste roos bij haar schuurtje open. In Twello kregen we van de gemeente en van DMZ (Dienst Maatsch. Zorg) kleding en schoeisel verstrekt. De kin deren gingen naar school en pasten zich goed aan. Mijn jongste heeft de melkboer uit Twello nog Indonesisch leren praten. De eerste paar dagen was hij zo verbaasd, dat niemand met hem spelen wilde, dit uitte hij tegen zijn moeder. Toen weTwello binnenreden, keek mijn oudste dochter uit het busraam en riep: "Adoeh mam, die Hollandse meneer moet zo hard werken, kassian, ja!" De 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 6