Het Harmonie Oproer De "Indische revolte" van 22 mei 1848 Gezicht op de Rijswijkstraat in het midden van de 19e eeuw. Men ziet op de voorgrond het winkelhuis van de Fa. Oger Fréres, links de sociëteit "De Harmonie". door Ch. Manders Het revolutiejaar 1 848, het jaar waarin politieke stormen over Europa heengingen, liet ook het anders zo rustige en gezapige Ned.-lndië niet onberoerd. Nadat in Wenen, Berlijn en andere Duitse steden en ineen aantal Italiaanse staten revoluties waren uitgebroken en de Franse koning Louis Philippe in de februarirevolutie was verjaagd, gaf ook in Nederland koning Willem II (die naar eigen zeggen in 24 uur van conservatief liberaal was geworden) toe aan de liberale eisen tot herziening van de grondwet. Deze herziening bracht een sterke inperking van de koninklijke macht en voerde de ministeriële verantwoordelijkheid in. Deze politieke gebeurte nissen hadden tot gevolg, dat het ministerie, waartoe ook de vroegere G.G. en minister van koloniën Jean Chrétien Baud behoorde in maart aftrad. Een van de voornaamste grieven in het toenmalige Indië gold het zg. "Delfts prerogatief", dat inhield dat de hogere rangen in de Indische bestuursdienst alleen bekleed konden worden door afgestudeerden van de Koninklijke In dische Academie in Delft. Deze instelling was in het leven geroe pen door minister Baud, nadat een eer dere poging om een dergelijke opleiding in Indië zelf te vestigen, was mislukt. Dit betekende dat in Indië geborenen, die niet in staat waren in Nederland te studeren, van deze posities waren uit gesloten. Bij de in Indië geboren Euro peanen leefde dan ook de wens naar middelbaar onderwijs in Indië, de enige manier om ambtelijke promotie te maken. Van liberale kant rees hiertegen verzet. Een van de meest op de voorgrond tredende pleitbezorgers voor hervor mingen in het koloniale bestel was Ds. Wolter Robert, baron van Hoëvell, predikant in Batavia, waar hij zich naast zijn geestelijke ambt verdienstelijk maakte voor de bevordering van de wetenschap. Als president van het Ba- taviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen slaagde hij erin dit instituut (het oudste Europese weten schappelijke instituut in Azië) dat na de tijd van Raffles was ingeslapen, weer tot nieuwe bloei te brengen. Bovendien gaf hij het tijdschrift voor Ned.-lndië uit, waarin naast wetenschappelijke, ook politieke artikelen werden gepubliceerd. Zijn liberale ideeën op het gebied van de koloniale politiek waren er de oorzaak van, dat de Indische regering, die eerst welwillend tegenover hem had gestaan, zijn activiteiten met argwaan volgde. Op 22 mei 1848 organiseerden ds. Van Hoëvell en enige van zijn geest verwanten een bijeenkomst in de so ciëteit De Harmonie in Batavia om in het openbaar kracht bij te zetten aan de levende verlangens. Voor deze verga dering was tevoren vergunning ge vraagd. Met zijn grote welsprekendheid voerde Van Hoëvell het woord, bij zijn pleidooi voor uitbreiding van de onder wijsmogelijkheden in Indië. Tijdens de vergadering, die een storm achtig verloop had, werden drie petities opgesteld, die aan de koning waren gericht. Hierin werden de afschaffing van het Delftse prerogatief, vrijheid van drukpers, recht van vereniging en ver gadering en van godsdienst, direkte vertegenwoordiging van de bevolking van Ned.-lndië in het Nederlandse par lement en opheffing van de nog be- bestaande Hollandse handelsmono polies gevraagd. Zo weinig was men toen nog vertrouwd met het begrip vrijheid van drukpers, dat sommigen meenden dat dit grondrecht inhield het recht om gratis vendunieuws te laten drukken! De vergadering werd zeer druk bezocht en tot de aanwezigen behoorden ver tegenwoordigers van de liberale totoks en van de groep Indo-Europeanen. Ge ruchten over de bijeenkomst en het daar behandelde bereikten al gauw de bevolking van Batavia en er ontstond beroering in de Indo-Europese bevol kingsgroep. Duizenden van hen stroom den naar De Harmonie en in korte tijd waren alle wegen rondom de sociëteit, Rijswijk, Noordwijk, Molenvliet, Djaga- monjet, Petodjo en de zg. Franse buurt (de straat die langs de Harmonie liep) vol toeschouwers. De stemming was gespannen en verwachtingsvol, maar ordelijk. De Nwe. Rotterdamse Courant van 9 aug. 1 848 bracht een uitgebreid verslag van de gebeurtenissen. Om 6.30 u. opende de voorzitter de vergadering in de overvolle Harmonie met de mede deling dat er drie petities aan Z.M. de koning zouden worden aangeboden en wilde daarop de vergadering weer slui ten. De aanwezigen waren echter niet van zins om alweer naar huis te gaan. Tevergeefs probeerde mr. Mijer, vice- president van het Hoog Gerechtshof de menigte te kalmeren en deed een dringend beroep op hen uiteen te gaan. Een van de felste sprekers was mr. P. C. Ardesch, president van de Raad van Justitie, die een warm applaus oogstte bij zijn gehoor. Tenslotte slaagden de meer gematigde aanhangers van Van Hoëvell erin, de zaak te sussen en de bijeenkomst te ontbinden, zodat om 9 uur "het oproer" was beëindigd. Wat was de reactie van de Indische regering op deze gebeurtenis? Gouverneur-Generaal Rochussen die de grote mensenmenigte vanuit zijn paleis op Rijswijk, dat in de direkte omgeving van De Harmonie lag, kon zien was bevreesd voor ongeregeld heden. De berichten van revolutionaire onlusten die dat jaar in Europa hadden plaatsgevonden, lagen immers nog vers in het geheugen. Hij gaf bevel een half (lees verder volgende pagina) 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 12