Het ontbrekende stukje (V) door MADELEINE GABELER 'En hoe vindt je het hier?' De man is erg bruin, met een gezellig gezicht, zijn vrouw is erg blank. Hij is, net als haarvader, in Blora geboren en doet in djati (teak). Hij herkent de plattegrond die de dokter uit Solo heeft getekend en vertelt dat hij een vrouw in Salatiga kent die tegenover het huis van haar grootvader heeft gewoond, een overbuurmeisje van haar vader. Ze zullen er de volgende dag naar toe gaan. Vandaag zullen ze eerst Semarang laten zien. Terwijl ze op hun zoon wachten die moet chaufferen (op zondag heeft hun chauffeur vrij), vertelt de man dat hij een Chinees is, zijn achternaam is Ong. Op een gegeven moment werd het van hogerhand 'op prijs gesteld' als Chinezen hun naam in een Indonesische naam veranderden. Meestal verwerkten de Chinezen hun achternaam - één letter greep - in de nieuwe Indonesische naam - drie tot vijf lettergrepen of meer -. Op officiële documenten, bijvoorbeeld een acte van een huis of een zaak, staat: de heer zus en zo, de gewezen Chinees die en die. De zoon des huizes arriveert. Hij is een jaar of 1 7, verlegen om Nederlands te spreken, alhoewel hij over een paar jaar in Amsterdam economie wil studeren. 'Ajo, spreek dan Nederlands met hen, hoe wil je anders straks gaan studeren?' zegt zijn moeder tegen hem. Met de familie Ong bekijken ze het een en ander. Ze zijn bij het Chinese tempel complex van Sam Pooh. Het is een enorm complex van gebouwen. De geur van brandende wierook maakt de sfeer nog wat mysterieuzer dan hij al is. Hier en daar biddende, wierook brandende, kaars opstekende Chinezen in een complete rust. Een man staat voor een altaartje. Hij gooit twee halve bollen, een soort dop jes, de lucht in en wacht af hoe ze vallen. Als ze óf allebei met de vlakke kant, óf allebei met de bolle kant zullen neer vallen wordt de wens van de man ver vuld. Mevrouw Ong weet het niet pre cies; dit gebruik is teveel generaties terug. Reusachtige dikke rode kaarsen van wel twee meter hoog branden in de tempel. 'Adu,adu!",een klein kinderstemmetje. 'Adu, adul'. - Vreemd om een stem van de generatie na haar 'adu' te horen zeggen. Afgezien van mensen van haar eigen generatie heeft ze altijd een oudere stem, van de generatie vóór haar of soms twee generaties voor haar 'adoe'! horen zeggen. Om zes uur 's ochtends is Semarang prachtig mooi oranje. Beetje nevelig. Ze gaan met meneer en mevrouw Ong naar Salatiga, naar mevrouw Lie. Haar oudste oom en tante uit Solo zijn in Salatiga geboren. Mevrouw Lie is in sarung kebaya. Ze spreekt geen Nederlands en meneer en mevrouw Ong vertalen alles. Mevrouw Lie blijkt alles te weten over haar voor vaderen. Raar, om zo ver van huis een overbuurmeisje van haar vader te ont moeten, en dat ze nog zoveel weet van vroeger Mevrouw Lie kijkt naar de familiefoto, genomen te Blora, 65 jaar geleden en verteit over grootvader, grootmoeder, over de Chinese overgrootmoeder en haar zuster, over een foto die boven de deur van de woonkamer van haar grootvaders huis hing. Op de foto een man en een vrouw, de vrouw in prachtige kleding, met een hoofdtooi, een vrouw van adel, een prinses van de kraton. Welke kraton weet ze niet. 'Jouw grootvader wees altijd naar die foto en zei dan: dat zijn onze voor oudersvertaalt meneer Ong. Mevrouw Lie weet niet waar de foto is gebleven; in ieder geval heeft ze de bevestiging dat ze van een prinses afstamt. Mevrouw Lie kijkt weer naar de familiefoto en noemt alle namen. Bij de jongen in uniform aangekomen schudt mevrouw Lie haar hoofd, mom pelt zijn naam en zegt: 'perang' - oorlog. Ze vertelt nog een beetje over vroeger en schudt weer haar hoofd. Perang. Mevrouw Lie verlangt Tante in Solo te zien; vroeger waren ze als zusjes. Mevrouw Lie kreeg vroeger altijd de afgedankte kleren die Tante niet meer aan wilde trekken. Ze geeft het adres van Tante. Ze maken nog even een foto, bedanken mevrouw Lie en gaan op weg naar Ambarawa. Daar aangekomen gaan ze eerst op zoek naar het graf van de prinses. Ze is gedoopt, zal dus wel katholiek zijn. Op de katholieke begraafplaats zijn de graven tot 1 900 al weg. Misschien is de prinses wel in Demak begraven; de gegevens zijn oud: op het ene fiche staat dat ze in Ambarawa is gestorven, op het andere fiche staat Demak. Te weinig tijd om uit te zoeken. Misschien ook te ver terug in de tijd om uit te zoeken. - Een dal in Ambarawa. Iedere keer als ze bij De Slegte komt ziet ze dit boek staan, over een Japans vrouwenkamp. Ze heeft het nooit ge kocht, maar hier staande op dit station, om haar heen kijkend, in de verte de bergenhoeveel leed is er niet ge leden op dit station? Hoeveel verdriet en wreedheid hebben de muren niet gezien? Oorlog. - Via het vliegveld van Semarang keren ze terug naar de stad. Onderweg, bij ingangen van kampongs, witte paaltjes met MERDEKA er op of een tekening van een man met een geweer en een vliegtuig in de lucht. Mevrouw Ong belt het fraterhuis van Randusari op om te vragen of broeder Ambrosius, de vroegere directeur van de MULO te Solo, daar nog woont. De broeder blijkt in het Elisabeth Zieken huis opgenomen te zijn; hij voelt zich niet zo best en het is erg heet beneden in de stad. Aangezien het ziekenhuis wat hogerop ligt is de temperatuur hier in ieder geval wat aangenamer. Tegen zessen gaan ze naar het zieken huis. Geen rechthoekig gebouw met liften, maar allemaal lage gebouwen met wandelgalerijen waar patiënten in de schaduw met hun bezoek zitten te praten. Openstaande ramen overal, binnen is het koel. Heel anders dan in Nederland waar het altijd zo benauwd is in ziekenhuizen; de ramen potdicht, zeker in die moderne rechthoeken. Broeder Ambrosius is al 89 jaar en zegt dat ze hem 'boven' nog niet willen hebben. Hij spreekt met een Limburgs accent. Zo ver van huis, deze blanke oude man 'Die hittedie vreselijke hitte Alhoewel zijn conditie niet al te best is vindt hij het toch aardig dat er mensen helemaal uit Nederland speciaal voor hem gekomen zijn. Een verpleegster komt met zijn avond eten en daarna moet hij rusten. Ze nemen afscheid. 'Zeg, doe ze de groe ten van me in Schimmert, zeg maar dat ik het goed maak!' Voor hen is het ook tijd om te eten. Ze wil wel in de befaamde Toko Oen aan de Jalan Pemuda eten. Ze heeft erover gelezen en wil het nu wel eens zien. Ook heeft ze gehoord dat de 'biefstuk com pleet' er heerlijk is. De gedachte aan een heerlijke biefstuk, met jus, gekookte aardappelen en worteltjes of zo doet haar al watertanden. Het is al weer 10 dagen geleden dat ze voor het laatst aardappels heeft gegeten. Inderdaad, heerrrrlijk! Perfect gekookte aardappels en - overigens niet vette - jus. Een delicatesse! Net als toen ze in de bar van het Raffles Hotel in Singapore zaten, kunnen ze zich hier voorstellen hoe het geweest moet zijn. Een ruime, koele zaal, ventilatoren, rieten stoelen. (lees verder volgende pagina) 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 14