fi f^t 1 HORLOGEBLOEMEN Wis door Prof. L. van der Pijl In het voetspoor van LINNAEUS hebben we gedurende lange tijd aan de planten het vermogen toegekend van groei en voortplanting, ter onderscheiding van de dieren, die bovendien beweging en gevoel zouden bezitten. Tegenwoordig zien we in beide alle levensverschijnselen, terwijl de nadruk slechts wat verschillend gelegd schijnt: de uiteenlopende voedselwinning brengt dit met zich mee. De plant ondergaat alles, vangt alles in zich op, omdat ze is ingesteld op het verwerven van het dode. Maar het dier is actief, omdat het levend voedsel moet veroveren. Inderdaad staat echter ook de plant in verband met de buitenwereld en reageert ze er op. We bemerken dit zo moeilijk, omdat we in een andere wereld leven dan zij, een wereld van haast en ongeduld. Koud weer doet de insecten terug trekken gedurende het Hollandse voor jaar, terwijl een uurtje zonnewarmte ze weer naar buiten lokt. En zie, dan gaan ook de voorjaarsbloemen wijd open staan om ze te ontvangen. Tulp en crocus zien we terstond reageren op een enkel graadje temperatuursver- hoging. Bij onze tropische bloemen bemerken wij deze reacties over het algemeen niet. Natuurlijk niet, denken we, want de temperatuur beperkt hier niet in die mate de mogelijkheid van de levens functies en van de bestuiving. Dit kan wel waar zijn, doch straks zullen we zien, dat zulke conclusies gevaarlijk zijn. Als dit verband inderdaad bestaat, moeten we hier dergelijke bloemen op de koele bergtoppen vinden. Zie daar voor de Gentiaan. We vinden vlak bij huis interessante verschijnselen van het zich openen van bloemen. Op de biologisch zeer belang rijke velden tussen de stadshuizen is het treffend, op alle uren van de dag weer andere bloemen zich te zien openen of sluiten. De verschijnselen die we zo waar nemen, zijn reeds lang bekend van allerlei Europese bloemen, maar bij deze geschiedt alles zeer onregelmatig. In Indië echter gaan alle bloemen van een soort op hetzelfde terrein precies tegelijk open en ook als men de opeenvolgende dagen vergelijkt, is het tijdsverschil gewoonlijk zeer gering, hoogstens 10 minuten. Het eerst viel mij dit op aan Sida acuta en retusa, welke veel op de onbebouwde terreinen te vinden zijn. SIDA ACUTA Burm. (fam. Malvaceae). Sidagori. Wie knopdragende takken 's morgens afsnijdt om ze waar te nemen, ziet de bloempjes vrij snel open gaan als een maal de kelk de lichtgele kroonbladeren heeft vrijgelaten. In maart 1928 (uit welke maand mijn eerste notities stam men) begonnen de bloemen zich te openen om 9.00 u. v.m. d.w.z. toen kwamen er openingen tussen de top pen der ineengerolde bloemkroonblaad jes. Te 1 1.30 u. rolden deze hun toppen weer naar binnen om spoedig verwelkt te zijn. (Alle tijden zijn op de tegenwoordig geldende omgerekend). Dit keurig gelijkmatige optreden vraagt een verklaring en wij zoeken dan in de buitenwereld iets, waarop het een reac tie is. Het ligt voor de hand om te denken dat het zich openen een resul taat is van een proces in de bloem, dat in werking komt door de heldere verlichting van de zonsopgang. Doch dit was het niet, want in de donkere kamer gaan de bloempjes evengoed open, al waren ze lang voor zonsopgang daar geplaatst. AmJ// Sida Acuta Er werd nog langs directe weg vast gesteld, dat de afname van de vochtig heid en de temperatuurstoename 's ochtends niet de gezochte oorzaak konden zijn. Dit was eigenlijk al te concluderen uit het feit dat de bloemen zich in de donkere kamer openden ter wijl de temperatuur en vochtigheid hierin constant waren. En toch moet er iets zijn waardoor de bloempjes merken, dat het tijd is zich te openen. Een enkel los bloempje in een vochtige buis doet het ondanks alles juist zó als zijn kameraden aan de plant buiten. Er is een mogelijkheid dat de plant een autonoom rhythme heeft, d.w.z. dat louter door inwendige oorzaken telkens een verschijnsel na bepaalde tijd terug keert. Nu komt dit misschien wel eens voor, maar voorlopig zullen we toch bij onze Sida maardenken aan een rhythme in de buitenwereld, dat de regelmaat aan de plant opdringt. Dan is het geen wonder dat planten op uiteenlopende standplaatsen in tijd verschillen. Daarbij mogen we echter niet vergeten, dat we met een plant te maken hebben, welke geen snelle zenuwen bezit en een andere tijd heeft dan wij, zodat invloeden van lange tijd terug misschien nü pas tot een daad leiden. Laten we evenwel ophouden met te vertellen hoe het niet was en tenslotte bespreken hoe Sida wèl op de klok kijkt. Dit ziet men op het tabelletje hieronder. Links staat de tijd van (kunstmatige) wisseling licht-donker op de vorige dag en rechts de tijd van het begin van opengaan: 1 2.00 uur 3.30 uur 1 5.1 5 uur 4.50 uur 1 6.30 uur 6.00 uur 1 8.00 uur 7.40 uur 21.00 uur 9.20 uur 23.00 uur 1 1.00 uur 24.00 uur 1 1.20 uur (lees verder volgende pagina) 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 21