Chris Broekhuyzen ontwierp een elegante boetiek voor Joyce Mouthaan, haar reputatie waardig. Avondcreatie in batik. Joyce was altijd ster-mannequin van haar eigen collectie. Joyce werd 73 jaar geleden geboren in Wadjak (niet ver van Malang). Javaanse moeder, Nederlandse vader. Ik leerde haar kennen in 1 940. Ze woonde tegen over ons in Soerabaja waar mijn broer en ik werkten. Lud, pianist, speelde tijdelijk in Tabarin, een nachtclub waar Joyce achter de tap stond. Ik was nog te jong voor nachtclub bezoek, maar ik mocht een keer mee met een stel vrien den van Lud. Joyce was nauwelijks opgemaakt in tegenstelling tot haar twee blonde i collega's. Met haar pikzwarte strak k achterover gekamde haar, zwarte ogen en simpele zwarte jurk viel ze destemeer ■k op. Alleen haar mond was vuurrood geverfd. Ze lachte weinig, sprak weinig, maar ze straalde iets uit waar je niet omheen kon maar ook niet definiëren, lets van Dolores del Rio en Merle Oberon. 's Nachts reden Lud en B Joyce naar huis in één taxi. De rit Kaliasin-Oranjelaan kostte maar een kwartje, maar ze stond erop om de andere dag te betalen. "Morgen be taal ik ja!" hoorde ik haar altijd zeggen. Overdag was Joyce een tenger meisje op blote voeten en een verschoten jurk, het haar met een zakdoek vastgeknoopt, met haar moeder bezig in de keuken. Vaak stond er ineens een pannetje met zalige sajoer in onze keuken. "Dari non Joyce", zei onze baboe. De Japanse bezetting. We verhuisden. Joyce bleef in Tabarin werken dat nu een Japanse club geworden was. Men sen verdwenen, mensen bleven, maar de omstandigheden veranderden dras tisch. Je hoorde zoveel in die tijd. Waar, niet waar? Zomaar ergens hoorde ik dat Joyce met een aantal meisjes was weg gevoerd. Overzee. Waarheen? Ambon, een eiland in de Pacific waar de Marine barmeisjes nodig had? Er viel zoveel te raden, zoveel te hopen iedere dag weer en we hadden onze handen en hersens nodig om in leven te blijven. Joyce Mouthaan was verdwenen, als zovelen. Misschien wel dood, who knows? In 1 946 zag ik haar ineens staan voor Kolff op Toendjoengan. De herkenning schokte me. De manierwaaropzestond op die hoge hakken, het strakke haar. Van haar gezicht was nauwelijks iets te zien. Een enorme donkere bril bedekte een groot deel van de hoge jukbeen deren, de fijne neus. Wat overbleef van haar gezicht vervulde me met ontzet ting. Een scheefgetrokken mond en kin, een lidteken. "Dag Joyce". Ze greep mijn hand. "Hoe met jou, waar is Lud?" Dat was alles, bij sommige ontmoetingen zeg je weinig. In die tijd tenminste, er was immers te veel om te vertellen en te weing tijd om het te doen? Wat een verschil met nu, waarin niets gebeurt en zoveel tijd om over niets te praten. "Ik ga naar Djakarta" zei ze. "Good luck Joyce". Ze was bij de Kempeitai in elkaar geslagen zei "men". (lees verder volgende pagina) Avondjaponnen waren haar specialiteit, maar net zo perfect van coupe waren de ensembles, mantelpakjes. 25 Aloha-prints uit Hawaii door Joyce verwerkt en gepresenteerd tijdens een "Aloha Night". Muziek natuurlijk van George de Fretes!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 25