blij, toen in het begin van 1 903 de
regering van Nederlands-lndië de 20
Onverzoenlijken toestond om zich als
Boer op Java te vestigen. Misschien
heeft Van Ham, die in Batavia geboren
was, voorgesteld de Indische regering
om toelating te vragen. Zij voeren in
maart 1903 op het Franse schip "La
Seyne" van Colombo naar Tandjong
Priok. Volgens een van hen, W. J. Hefer,
kregen zij op het schip en in Priok een
heldenontvangst. Inderdaad was de
stemming onder de meeste Nederlan
ders in Oost-lndië zeer pro-Boer. Tijdens
de oorlog in Zuid-Afrika werden daar
bazaars en bals gehouden om geld voor
Boerenkrijgsgevangenen en -geïnter
neerden bijeen te brengen, werd een
ambulance naar de Boerencommando's
gestuurd en streden vrijwilligers uit
Oost-lndië, onder wie drie broers
Douwes Dekker,aan de zijde der
Boeren. 3)
De regering wilde tegemoet komen aan
deze sympathie voor de Boeren door
20 van hen toe te laten. Zij beoogde
bovendien het vullen van een leemte in
de produktie van Oost-lndië door be
vordering van de Europese landbouw.
Er was een toenemende vraag naar
verse melk, melk- en zuivelprodukten,
Europese groenten en aardappelen, wel
ke moesten worden ingevoerd. Van de
Afrikaners werd verwacht, dat zij deze
produkten in het daarvoor zeer geschik
te hoogland van Java zouden verbou
wen. De regering hoopte ook bij te
dragen aan de oplossing van het ar
moede vraagstuk onder de Indo's. Een
proef om Indo's als kleine landbouwer
te vestigen was kort tevoren op Java
mislukt; de Afrikanerboeren zouden
Indo's als voorbeeld kunnen dienen en
als hun werkgevers en opleiders kun
nen fungeren. Indo's en hun vrienden
maakten in Javaanse couranten bezwaar
tegen beweerde bevoorrechting van
Afrikaners boven Indo's. De jongste der
drie vermelde broers Douwes Dekker,
Guido, antwoordde hun, dat de Afrika
ners hun kans als boer verdienden, waar
Indo's hadden gefaald. Velen dachten
vermoedelijk zoals hij.
Op Vrijheidslust
Kort voor en na de scheepsreis der
Onverzoenlijken naar Java zijn twee van
hen overleden, de eerste wegens hoge
leeftijd te Colombo, de tweede wegens
ziekte te Batavia. Hij is op staatskosten
begraven. De regering heeft de 18
overblijvenden een verlaten gouverne-
ments kinaplantage bij Lembang in
pacht gegeven, in de streek waar Franz
Junghuhn de kinacultuur is begonnen.
Zij verleende enige jaren van belasting
vrijdom, maar gaf geen geld, om Indo's
geen aanstoot te geven. Een ontvangst
comité van particulieren te Bandoeng
bracht geld bijeen om de Afrikaners bij
hun vestiging te helpen en leende hen
vee. De 18 vonden op de plantage
onderdak in een huis en begonnen een
gemeenschappelijk bedrijf met Van Ham
als hoofd. Het omvatte een melkvee
houderij, hoenderteelt, bijenhouderij en
tuinbouw. Zij noemden hun boerderij
Vrijheidslust.
Spoedig bleek hun lust tot vrijheid te
groot en brak tweedracht onder hen uit.
De oorzaken waren de volgende:
1Zij waren in kampen op Ceylon jaren
lang onder tucht gesteld en werden
daar volledig verzorgd, maar op Vrij
heidslust wilden sommigen zich niet
aan tucht storen en niet nauw samen
werken tot gemeenschapelijk voordeel.
Van Ham slaagde er niet meer in de
nodige tucht te handhaven en hen tot
toegewijde werkers te inspireren.
2. Sommigen waren plattelanders en
boer geweest, anderen, zoals Van Ham,
niet en enigen van laatstgenoemden
verlaten. Dat was het teleurstellende
einde van hun eerste kolonisatie op
Java.
Van de 18 zijn sommigen kleinboer
gebleven, maar drie van hen zijn op
geklommen tot grootboer op de Gene-
raal-de-Wetboerderij te Tjisaroea bij
Lembang, in de streek waar de meesten
zijn gebleven. Anderen waren opzichter
en een enkeling, A. F. O'Brien, werd
administrateur op een der talrijke plan
tages op Java. Enigen van hen zijn later
weer kleinboer geworden. Sommigen
gingen na enige jaren terug naar Zuid-
Afrika, omdat de roep van hun geboor
teland en/of familie te sterk was ge
worden - over de verklaring van trouw
werd niet meer gerept. Twee van hen
zijn later naar Oost-lndië teruggekeerd,
namelijk Christoffel J. van Zijl naar de
De onverzoenlijke Afrikaners op Vrijheidslust bij Lembang. V.l.n.r.: J. F. Corbitt, Theun
de Vries, Johan G. van Ham en Ed Tremlett bij het hoenderpark van Tremlett. De jonge
T. de Vries behoort niet tot de Afrikaners.
misten de lust om te boeren.
3. Zij waren niet vertrouwd met de
omstandigheden in Oost-lndië, onder
meer niet met de intensieve landbouw
daar, slechts met het extensieve land
bouwbedrijf in Zuid-Afrika, dat veel
minder inspanning en arbeidsuren verg
de. De eerste oorzaak was de belang
rijkste.
Voorman van de oppositie tegen Van
Ham was J. R. Bothma, niet toevallig
een kleinzoon van een grensboer in de
Oost-Kaapkolonie, die als rebel in 1 81 6
bij Slachtersnek werd terechtgesteld.
Bothma was een der zes Onverzoen
lijken, die na een ontvluchting was ge
arresteerd. Hij kreeg vier andere Afri
kaners aan zijn kant en overhandigde
Van Ham in december 1 903 een in het
Engels gestelde aanzegging, dat Van
Ham als hoofd was afgezet en door
Bothma opgevolgd. Anderen kozen
Van Hams partij. Zij gingen spoedig
daarna uiteen en hebben Vrijheidslust
Generaaal-de-Wetboerderij en Van Ham.
De meesten der 20 Afrikaners waren
eenvoudige plattelanders en hebben in
Oost-lndië een bescheiden welstand
bereikt. Enigen zijn sociaal boven dat
bescheiden peil gestegen, met name de
drie op de Generaal-de-Wetboerderij, J.
G. van Ham en C. J. Uys. De laatst
genoemde heeft zich kort na 1 904 te
Pengalengan gevestigd en is daar uit
eenlopende zaken begonnen, sommige
met succes, andere niet.
Nieuwe loopbanen in Oost-lndië
Van Ham had na Bothnia's optreden
blijkbaar genoeg van de kolonisatie der
1 8 en vertrok spoedig naar Nederland.
Hij wilde trouwen met Caroline Anna
Henriëtte de Vries, geboren te Batavia
op 28 mei 1882, dochter van H. R.
de Vries, later directeur van de levens
verzekeringsmaatschappij de Nillmij te
(lees verder volgende pagina)
7