De uitbarsting van de Merapi m Na de uitbarsting in 1927 geweer mee om de verwilderde honden dood te schieten die de lijken opvraten. Het was ook een gruwelijk idee dat een dode werd opgevreten door een hond. Hij maakte toen vele foto's die ik aan vankelijk niet mocht zien. Pas veel later mocht ik het album waarin ze geplakt waren bekijken, toen pas heb ik begre pen wat een vreselijke toestanden heers ten op de helling van die vulkaan. Zoals de foto van de naakte man zittend voor zijn nog intact zijnde huisje. Hij was helemaal zwart verbrand maar hij leefde nog. Toch wilde hij niet geëvacu eerd worden. Wel wilde hij een sigaret van mijn vader hebben. De volgende dag toen mijn vader hem weer kwam opzoeken was hij gestorven. Nog steeds zittend voor zijn gedek huisje. Of de foto van over de grond kruipende vrouwen. Hun voetzolen waren door de gloeiende lava verbrand, zodat zij niet konden lopen. En dan de foto's van de massagraven met de zwerfhonden in de omgeving, in een triest kaal landschap met hier en daar de kale staken van geblakerde klapperboomstammen. Onvoorstelbaar, al deze foto's waren een getuigenis van droefenis en leed. De Jappen hebben echter dit album van ons afgepakt. Nu weer terug naar mijn kleutertijd. Ik heb deze gebeurtenis natuurlijk anders beleefd dan een volwassene. Wat was nu 't geval. Het was een hele drukte geworden bij ons thuis, want 't was een komen en gaan van hulpverle ners. Die bleven ook bij ons logeren en eindelijk was er leven in de brouwerij gekomen. Hoewel het allemaal volwas senen waren, was de verveling verdre ven. Naast de nare ervaring in de be wuste nacht, had ik dus als kind ook leuke herinneringen. Toch heeft deze vulkanische uitbarsting diepe indruk op mij gemaakt. Ondanks dat ik toen nog heel jong was kan ik me sommige gebeurtenissen nog haar scherp herinneren. J.V. Als kleuter woonde ik met mijn ouders op een zogenaamde buitenplaats van suikerfabriek Medari in de buurt van Jogjakarta. Deze buitenplaats was een groot eenzaam gelegen huis bestemd voor de tuinemployé die de suikerriet- tuinen in de omgeving onder zijn beheer had. Dit huis keek uit op de machtige Merapi met daarnaast de iets lagere Merbaboe. Ondanks het feit, dat ik pas een paar jaar oud was, voelde ik me hier nogal een zaam. Geen vriendjes om mee te spelen en weinig vertier. Op een avond werd ik uit bed gehaald en wij keken allen naar de Merapi die vuur uitbraakte. Het was in de donkere avond een angstaanjagend gezicht. Daar bij regende het as en ik was doodsbang dat ons huis in brand zou raken. Dezelfde nacht zagen wij lange rijen vluchtende mensen voorbij ons huis trekken. Zij hadden fakkels bij zich want het was pikdonker. De aanblik van de vluchtende spookachtig verlichte mensen heb ik nooit kunnen vergeten. Ik weet niet waarom mijn ouders mij die avond hebben gewekt, doch ik neem aan dat zij dachten dat wij ook zouden moeten vluchten. Gelukkig was dat niet nodig. De volgende dag stond tot mijn verbazing alles nog overeind. Ik dacht dat de halve wereld zou vergaan. Mijn vader ging er meteen met de auto op uit om de getroffen bevolking te helpen. Daarvoornam hij allerlei spullen mee om de nood te kunnen lenigen. Naast zijn werk heeft hij dit elke dag gedaan, totdat de hulpverlening van het gouvernement op gang kwam. Voordat dit zover was, was hij dag en nacht in touw en hij heeft daardoor vele mensen kunnen helpen. Mijn vader nam na enige tijd zijn jacht- f' 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 20