op eigen houtje
(IV)
door JOOP KARMAN
't Eerste probleem doet zich al voor als we om half vijf het perron op willen. De
controleur wil onze kaartjes zien en die hebben we niet. Met een bewonderens
waardige tegenwoordigheid van geest roepen we: Group en kijken intussen
zoekend rond naar de rest van de groep die natuurlijk in geen velden of wegen te
zien is. 't Werkt en we mogen het perron op op zoek naar het kantor kepala
setasiun. Daar staan we nog maar net of daar komt de dame van gisteren aan,
samen met haarvriend en de Australiërs. Hij blijkt de reisleidervan de Australiërs te
zijn. Zo werk dat dus.
We reizen nu tweede klas. Geen a.c.
maar nu een paar grote ventilatoren aan
het plafond. De hele wagon is afgehuurd
dus een conducteur krijgen we niet te
zien. Klokslag half zes vertrekken we. 't
Is nog donker en de reis zal acht-
eneenhalf uur gaan duren. Evenals de
Sumatra Highway op Sumatra is de
treinreis Bandung-Yogya een must voor
de bezoeker van Java. Als de zon boven
de horizon komt is het uitzicht over
weldigend. De machinist maakt voort
durend uitnodigende gebaren. Wie dat
wil mag bij hem op de bok komen zitten.
De bediening is weer uitstekend.
Van begin tot het eind is de rit schitte
rend maar na een paar uur raken we
toch overvoerd en verslapt de aandacht.
Keurig op tijd rijden we om twee uur 's
middags Yogya binnen. Hier zullen we
een dag of zes blijven.
Onze gastvrouw is een zeer erudiete
Javaanse dame die uitstekend Neder
lands spreekt. Op een of andere manier
is ze geparenteerd aan zowel de sultan
van Yogya als aan die van Solo. Ze heeft
de gewoonte haar gasten op de wat
langere uitstapjes te vergezellen. Haar
aanwezigheid opent deuren die voor
anderen gesloten blijven.
Ze is uitermate verbaasd als we te
kennen geven niet naar de Borobudur
te willen. We zijn 'm in veel reisverhalen
tegen gekomen en hebben er zelden
iemand enthousiast over horen vertel
len. Wel over hoe warm, hoe ver en hoe
vermoeiend het was. Wij geven de voor
keur aan de Prambanan, de Hinduïs-
tische tegenhanger van de Budhistische
Borobudur.
Binnen de stad laten we ons bij voorkeur
per becak vervoeren. Aanvankelijk vin
den we het wat gênant ons door een
zwoegende becakrijderte laten vervoe
ren maar 't is hun enige bron van
inkomsten. Helemaal zonder risico zijn
die dingen niet. Hier en daar rijden we
een stukje dwars tegen het tegemoet
komende verkeer in. Als 't fout gaat
vang je als passagier wel de eerste klap
op. 't Duurt dan ook niet lang of we
nemen bij voorkeur een wat oudere
becakrijder in de veronderstelling dat
die ook wel wijzer zal zijn. Slenterend
over de Jalan Malioboro, de drukste
winkelstraat van Yogya, zien we net een
bus vol Nederlandse toeristen aanko
men. Bij hotel Mutiara stappen ze uit en
in kleine groepjes gaan ze op verken
ning. Ze zullen het best naar hun zin
hebben maar wij prijzen ons gelukkig
dat we niet in opdracht van een reisleider
om zo en zo laat weer binnen worden
verwacht voor de maaltijd waarvan de
samenstelling door een ander bepaald
is.
Op de hoek van de Jalan Perwakilan
zien we restaurant Legian. De ingang
ligt wat verborgen. Boven gekomen
lopen we het hele restaurant door en
nemen een tafeltje pal boven de Jalan
Malioboro. Een uniek uitzicht hebben
we daar. Gelukkig heb ik m'n camera
met zoomlens bij me en onopgemerkt
kunnen we prachtige tafereeltjes vast
leggen.
Langere ritten doen we met de auto van
ons guesthouse. Buiten degewonetoe-
ristische attracties als kraton, zilver
smeden, batikfabrieken e.d. komen we
inderdaad op plaatsen waar zelden
toeristen komen. Met z'n tweeën worden
we toegelaten in een suikerfabriek waar
nog net zo gewerkt wordt als 40 a 50
jaar geleden. Vooraan de productielijn
is volop activiteit. Achteraan, waar de
zakken gevuld moeten worden is nog
niets te doen en dus dienen de zakken
tot slaapzakken. Onze gastvrouw spoort
ons voortdurend aan; dat is mooi, dat is
uniek. Foto maken meneer? Ze brengt
ons naar een, volgens haar, unieke kerk.
Er staan Indonesische muziekinstru
menten uitgestald met daarbij een bord
waarop we lezen: Paringipun Brajat
Prof. J. E. de Quay. 25-1 2-1 969.
In Solo komen we terecht in het paleis
van de Prins, ooit getrouwd geweest
met een dochter van Soekarno. In een
van de zalen liggen prachtige dingen te
koop tegen vorstelijke prijzen. En zo
hoort het ook in deze omgeving. In
hetzelfde Solo zou net een museum
geopend zijn van Dullah, de man die
vroeger voor Soekarno alle schilderijen
maakte. Die berichtgeving is kennelijk
wat voorbarig geweest want het museum
is nog gesloten voor publiek. Net als we
rechtsomkeert maken komt er een Ja
vaanse heer naar buiten, 't Is de schilder
zelf en van hem krijgen we een privé
rondleiding.
Van Yogya willen we weer per trein naar
Surabaya. Overdag rijden er alleen derde
klas treinen en hoewel we van de rit
naar Bogor ongeveer weten wat ons te
wachten staat besluiten we toch het
erop te wagen. We willen van te voren
kaartjes halen, maar volgens onze gast
vrouw is dat niet nodig. Daar is op de
dag van vertrek tijd genoeg voor en druk
is het ook niet aan het station.
Waarschijnlijk heeft ze nooit eerder
gasten gehad die per trein reisden want
als we de volgende dag om 6 uur in de
ochtend op het station arriveren zijn er
honderden wachtenden voor ons.
Ibu I. is gelukkig meegegaan naar het
station. Kordaat stapt ze de hele rij
voorbij en schiet een controleur aan.
We horen haar een levensgrote smoes
maken. Deze mensen moeten beslist
vandaag nog van Surabaya naar Ujung
Pandang vliegen en moeten dus beslist
met deze trein mee. 't Lukt en via de
achterdeur van het loket krijgen we
onze kaartjes. Gereserveerde plaatsen
nog wel dus we kunnen ook nog zitten.
Natuurlijk betalen we weer te veel aan
de kruiers maar ze verlenen je een
uitstekende service. Ook nu weer. Onze
plaatsen zijn bezet door een echtpaar.
Tegenover hen drie kinderen en tussen
hen in een onvoorstelbare berg barang.
Zonder veel ophef vergelijken de krui
ers hun kaartjes met de onze en con
stateren dan dat het echtpaar wel op de
goede stoelen maar in de verkeerde
wagon zit. Terwijl de man met de uit
gebreide verhuizing aan de gang is
voelen wij ons toch lichtelijk opgelaten.
We mompelen duizend keer maaf, maaf
(sorry), en delen voor de zoveelste keer
een paar balpennen uit.
't Zal een rit van een uur of zeven
worden en we weten intussen iets van
derde klas treinen. Voor we vertrekken
lijkt het me zinnig even de sanitaire
voorzieningen aan boord te inspecteren.
Een hurkgeval. Gruwelijk smerig en
straks, als de trein uitpuilt, waarschijnlijk
onbereikbaar. Kost wat kost willen we
voorkomen daar gebruik van te maken
en dus besluiten we tot Surabaya niets
te eten of te drinken.
Als we om kwart voor zeven vertrekken
22