"BLANK EN BRUIN"
Het kinderboek in "Ons Indië"
(Slot)
door TOOS SAAL-ZUURVEEN
Rond 1890 debuteert Hilbrandt Boschma met een jongensboek "Blank en Bruin".
Het boek vertoont sterke religieuze en moralistische trekken, maar dat verheelt de
schrijver ook niet. Zijn boek, wat men er nu, na al die jaren, ook van mag vinden,
ademt een werkelijk 'christelijke' geest, in positieve zin. In zijn "Vooraf een Woord
aan de 'groote Menschen' zet de auteur uiteen waarom hij tot dit boek is
gekomen:
1Ik zou, dacht me, een Nederlandsch boek schrijven dat niet, zooals de meeste
vertaalde boeken doen, de jongelui een droomleven liet leven ergens vèr over
de grenzen, zoodat zij voor het leven in hun eigen land en zijn te veel miskende
koloniën geen oog krijgen.
2. Niettemin mocht ik geen voedsel geven aan dien rampzaligen geest,
welke de eigen nationaliteit tracht te verheffen door het antichristelijk
"Raka uit te spreken over wie van een ander ras of ander gelaatstype is."
In het verhaal worden twee jongens
tegenover elkaar gezet: twee neven. De
ene een zoon van een zendeling uit
Indië en een Javaanse prinses, de ander
een stokverwend blank rijkelui's zoontje.
De zoon van de zendeling wordt na de
dood van zijn ouders opgevoed door
een Javaanse vriend/bediende die met
hem naar Nederland komt.
In feite is de Javaan de sterkste identi
ficatiefiguur in dit boek. Deze uiterst
beschaafde, tot 'inlandse zendeling'
opgeleide man, neemt in Holland het
zendingswerk aan blanke 'volksjongens
die van God noch gebod weten' op zich.
In feite het omgekeerde beeld van wat
toen gangbaar was: niet de superieure
blanke die donkere heidenen kerstent,
maar de integere, zachtaardige bruine
man die 'heidense' blanken de leer van
de naastenliefde bijbrengt. De door de
Javaan opgevoede jongen wordt een
edel mens; de blanke Nederlandse jon
gen blijkt een deugniet.
Maar dit boek staat - naast het werk van
Multatuli - op zich zelf. Voorlopig was er
op het gebied van anti-discrimimatie
nog wel het een en ander te doen. In
"De Vrouw "van 1901 trekt de socialis
tische mevrouw Mathilda Wibaut-Ber-
denis van Berlekom krachtig van leer
tegen het koloniale denken:
"Leeren de kinderen niet, dat Nederland
groot werd door den handel, dat onze
koloniale oorlogen mooi waren en de
overheersching van den inboorling door
ons onvermijdelijk was?"
In een artikel over 'jongenslectuur' in
"De Amsterdammer" 1 899) had zij al
eerder uit een pittig vaatje getapt. Zij
leverde hier kritiek op het tijdschrift
"Ons Jongensblad'' onder redaktie van
Hendrik van Balen. Deze laatste was
een auteur van avontuurlijke jongens-
verhalen van het genre waarin de 'ferme
jongens, stoere knapen' niet 'suffend'
staan toe te kijken maar gehaaid munt
weten te slaan uit de onwetendheid of
goedgeefsheid van 'zwarten', 'scheef-
ogen' en andere Untermenschen.
Het waren vooral negers uit Afrika die
het moesten ontgelden. De Zuid-Afri-
kaaanse Boerenoorlog zal waarschijnlijk
de ideeën over "kaffers en nikkers" vrij
sterk hebben beïnvloed. Ook Chinezen
(het 'gele gevaar') kwamen er niet best
af.
Met de inlanders uit onze eigen koloniën
werd doorgaans beter omgesprongen,
al was het wel vanuit een zekere neer
buigendheid. Geregeld kwam naar voren
dat ze 'heel anders' waren en 'ondoor
grondelijk'; ze deden aan 'zwarte kunst'
en ze waren lang niet altijd betrouwbaar
want als aanhangers van een andere
(verkeerde dus) religie hadden ze ken
nelijk geen goed inzicht in goed en
kwaad en in mijn en dijn. Ze waren
bijgelovige en leugenachtige heidenen
totdat zij zich bekeerden tot het Chris
tendom. Dan blijken zij plotseling de
beste gelovigen te zijn die 'Hem in alle
nederigheid willen dienen'. Ze werden
dan ook door de superieure blanken op
die nederige plaats gehouden.
Deze teneur vinden we vooral terug in
een eindeloze serie Protestants-Christe
lijke zondagschoolboekjes en geschrift-
jes voor de Rooms-Katholieke jeugd
waarin de missie wordt verheerlijkt.
Deze denkwijze was kennelijk bijzonder
taai en diep geworteld want nog in
1937 treffen we hiervan een fraai voor
beeld aan in het meisjesboek "Siti, het
Waroeng Meisje" van Fine Schoone-
velt. Het boek werd toentertijd 'goed
gekeurd door de Keuringscommissie
voor Koloniale Jeugdliteratuur'.
In "Siti, het Waroeng Meisje" vinden
we in één keer alles beschreven wat er
in dit genre was en werd gepresenteerd.
De schrijfster van "Siti" is beslist ter
zake deskundig. Ze kent het land, het
volk, de zeden. En als blanke christin
heeft zij daar haar eigen kijk op, en dat is
van 'boven af'.
Het verhaal is tamelijk eenvoudig. Siti's
moeder, een waroenghoudster, sterft
jong. Als achtjarige is Siti dan over
geleverd aan haar stiefvader, een waar
deloze gokker die liever lui dan moe is,
en een wrede stiefmoeder. Siti - die over
en teveel is - wordt verkwanseld aan
een Arabier. Maar zij weet te ontvluchten
en zoekt haar heil bij een blanke mevrouw
die eens aardig voor haar is geweest. Ze
klopt er niet tevergeefs aan, want
mevrouw De Lange, een hollandsedame,
is een ware christin, bezield met de
vurige wens 'één Javaan of Soendanees
aan de voeten van den Heiland te
brengen'.
In Siti krijgt ze haar kans. Het kind zal als
'pleegkind' door het kinderloze echtpaar
worden geadopteerd. Dat lijkt allemaal
heel christelijk. Maar voor wie tussen
de regels doorleest, klinkt het allemaal
toch wat minder rooskleurig dan men
van een aangenomen dochter mag
verwachten:
"Siti is dankbaar dat de toewan en de
njonja zo goed voor haar zijn."
"Ze weet nu hoe mevrouw en mijnheer
De Lange het graag hebben (in de
huishouding) en ze doet alle moeite het
hun naar de zin te maken
Eén ding blijft vervelend: mevrouw De
Lange verwondert zich erover 'dat Siti
het beste overweg kan met de Soenda-
nese bedienden.Zij zou het kind zo
graag een Hollands meisje maken, maar
Siti blijft een Inlandse'.
Maar hoe kan het ook anders als het
meisje in feite behandeld wordt als een
(iets beter) stuk huispersoneel? Een
aangenomen kind spreekt toch door
gaans zijn ouders niet aan als 'Toewan'
en Njonja' en 'Mijnheer en Mevrouw'!
Is 'mevrouw' dan teleurgesteld over het
'inlandse' in Siti, haar wens om ten
minste één inlander te bekeren, wordt
volledig vervuld: Siti blijkt uiterst vroom
en 'heeft den Heere Jezus hartelijk
leren liefhebben'. "Zij weet óók, dat de
Toewan Allah der Mohammedanen een
verwrongen voorstelling van den Heere
God is en dat zij Mohammed als een
gewoon mens moet beschouwen."
Hier wordt nog in 1937 zonder meer
een ander geloof de grond ingeboord,
terwijl toch al in 1 890, zoals we gezien
hebben, Hilbrandt Boschma en anderen
zich uitspreken tégen 'dien rampzaligen
geest welke de eigen nationaliteit en
godsdienst tracht te verheffen door het
anti-christelijk "Raka'!" uit te spreken'
over andersdenkenden.
Als de suikerfabriek gesloten wordt en
de familie De Lange, tien jaar later, naar
Nederland terug gaat, weet het christe
lijke echtpaar wat hen te doen staat.
24