EEN VORSTELIJK BEZOEK
BIJ DE VOORPLAAT
Aan het leven in de Vorstenlanden Jogja en Solo, is dit speciale nummer van
Moesson gewijd. Lezers vertellen over hun jeugdervaringen en vele andere
aspecten van het rijk geschakeerde leven daar.
Een aspect daarvan was de relatie, die velen indertijd hadden met de hoven van de
Javaanse vorsten, niet alleen ambtelijke, maar niet minder vaak vriendschappelijke
banden, zo hecht dat ze oorlog en revolutie hebben overleefd en ook in deze tijd
dikwijls nog bestaan.
Wie naar deze foto kijkt, die zo'n zestig jaar geleden werd gemaakt, wordt direkt
meegevoerd naar de speciale sfeer van de Vorstenlanden, het hart van Java. De
toenmalige Soenan, Pakoe Boewono X, brengt met zijn gemalin, Ratoe Mas en
dochter Goesti Raden Ajoe Sekar Kedaton Koestijah, een bezoek aan de familie
Beem op de onderneming Kemoedo. Op de achterste rij: mevrouw N. Beem-
Cephas (zij was de dochter van de bekende hoffotograaf van sultan Hamengkoe
Boewono VII, kookte vaak maaltijden voor Hamengkoe Boewono VIII, en is de
grootmoeder van Louis Doppert, die deze voorplaatfoto inzond), soenan Pakoe
Boewono X, Mevrouw Beem-Guldenaar, de Ratoe Mas en de heer F. J. Beem,
administrateur van de onderneming Kemoedo. Op de voorste rij staan: John Beem,
Sekar Kedaton en Frans Beem.
Als geen ander deel van Java, hebben de Vorstenlanden een rijke traditie en
historie, waarvan hieronder een kort overzicht volgt.
Oorsprong van de naam
Vorstenlanden
De naam "Vorstenlanden" was de
naam van het gebied op Midden-Java,
dat bestond uit vier vorstendommen,
bestuurd door vorsten uit het Mata-
ramse Huis, te weten: Het soesanaat
Soerakarta, het Prinsdom Mangkoene-
garan, het Sultanaat Jogjakarta en het
Prinsdom Pakoe Alam, het kleinste van
de vier. In de Nederlandse tijd was dit
het enige gebied op Java, dat onder
bestuur stond van vorsten, de rest van
het eiland stond onder rechtstreeks
bestuur. De gezamenlijke stamvader
van de vier vorstenhuizen is Senopati,
de eigenlijke grondlegger van het Rijk
Mataram.
Na de val van het Hindoerijk Modjopahit
in 1 527 en het binnendringen van de
Islam op Java ontstonden in de tijd van
grote verwarring die toen heerste, een
groot aantal kleine staatjes, o.a. Demak
dat enige tijd de overhand had.
De bakermat van het Mataramse Rijk
ligt in het landschap Mataram (in het
zuiden van het tegenwoordige Yogya-
karta). Dit landschap werd door de vorst
van Padjang ten geschenke gegeven
aan Kyai Ageng Panembahan als
beloning voor de hulp bij het dempen
van een opstand. Zijn zoon en opvolger
Senopati (1575-1601) proclameerde
zich na de dood van sultan Hadiwijojo
van Padjang tot onafhankelijk vorst van
Mataram en nam de titel Panembahan
aan. Dooreen reeks veroveringen breid
de hij Mataram uit ten koste van Pad
jang. De oudste kraton van Mataram
stond in Kota Gedeh, bij Yogya, waar nu
nog de restanten ervan zijn te vinden en
het graf van Senopati is te zien.
Hoogtepunt van het Mataramse Rijk
Tijdens de regering van zijn zoon Ageng
(de Grote, 1 61 3-1 645) beleefde Mata
ram zijn hoogtepunt. Ageng nam de
Soenanstitel aan. Hij onderwierp de
andere rijken op Java (Toeban, Pasoe-
roean, Soerabaja, Madoera). Met uit
zondering van het Sultanaat Bantam in
het westen en het Hindoese Balam
bangan in het uiterste zuiden, beheerste
Mataram nu geheel Java. Het beheerste
ook Bali en Lombok en had invloed inde
gehele archipel.
Soenan Ageng kwam in conflict met de
Hollanders, die in deze tijd vaste voet op
Java begonnen te krijgen. Tweemaal, in
1628 en 1629 werd een beleg van
Mataramse troepen voor het pas ge
stichte Batavia afgeslagen. In de hierop
volgende periode werd de VOC voort
durend gemengd in de interne aange
legenheden van Mataram, wat ten ge
volge had, dat het VOC gebied gestadig
werd uitgebreid ten koste van Mataram.
Voor haar hulp aan Soenan Amang-
koerat I en II tegen de opstandige
Madoerese prins Troenodjojo en in de
drie Javaanse successieoorlogen liet de
Compagnie zich voor haar bijstand aan
de door haar gesteunde pretendent be
lonen met grondgebied.
De deling van het Rijk
Een leger van Chinese en Javaanse
opstandelingen nam tijdens de regering
van Pakoe Boewono II (1 727-1 749)
de kraton in Kartasoera in, die verwoest
werd.
Een nieuwe kraton werd daarna in
1 745 gebouwd in de desa Sala (Solo),
de tegenwoordige Kraton Surakarta
Hadiningrat.
In 1 749 vermaakte Pakoe Boewono II
op zijn sterfbed zijn rijk aan de Com
pagnie, die het als leenrijk teruggaf aan
zijnopvolger Pakoe Boewono III. Inde
derde Javaanse successie-oorlog, die
toen ontbrandde, betwistten een oom
Mangkoe Boemi, en een neef Mas Said,
de jonge soenan de troon (1 749-1 757).
In 1 755 sloot Mangkoe Boemi vrede.
bij het verdrag van Gianti werd hem de
helft van het rijk toegewezen en werd hij
onder de naam Hamengkoe Boewono I,
de eerste sultan van Yogyakarta. Mas
Said zette de strijd nog tot 1 757 voort,
toen hij bij de vrede van Salatiga ten
koste van het soenansgebied het Prins
dom Mangkoenegaran kreeg. De deling
van het eens zo machtige rijk van Mata
ram was een feit.
Rivaliteit tussen Solo en Jogja -
De Landhuurders
De periode van vrede die toen aanbrak,
werd door de rivaliteit, die bleef bestaan
tussen de hoven van Solo en Jogja,
verschillende keren verstoord.
Toen het einde van Pakoe Boewono III
naderde, viel de sultan in 1 788 het
soenansgebied binnen. Na ingrijpen
van Gouverneur Greeve trok de sultan
zijn troepen terug. Pakoe Boewono IV
(Soenan Bagoes) kwam onder invloed
van Moslimse geestdrijvers (santri's),
die hij begunstigde. Hij zette de Mang
koe Negoro aan, het gebied van de
bejaarde Hamengkoe Boewono I in
1 792 binnen te vallen. Soenan en Sultan
verzoenden zich tenslotte door toedoen
van Greeve, en een aantal vooraan
staande santri's werd uitgeleverd.
Jogja raakte tijdens het bewind van
Hamengkoe Boewono II (Sultan
Sepoeh) in hevig conflict met Raffles,
waarbij in 1812 zelfs de kraton door
Engelse troepen onder generaal Gilles
pie werd ingenomen - de enige keer in
de geschiedenis, dat vreemde troepen
de kraton binnendrongen! Jogja moest
afstand doen van Kedoe. Bovendien
schiep Raffles in 1 81 3 als tegenwicht
tegen en ten koste van het sultanaat
Jogja het Prinsdom Pakoe Alam, met
als hoofd Pangeran Notokoesoemo,
halfbroer van Sepoeh, die de titel Pakoe
Alam I aannam.
Tegen het einde van het bewind van
Raffles ontstonden in Solo opnieuw
moeilijkheden, toen een samenzwering
werd ontdekt tussen de daar gelegerde
Sepoys (Brits-Indische troepen) en de
kraton tegen het Engelse gezag.
Intussen hadden in de Vorstenlanden
Europese ondernemers, de landhuur
ders, hun intrede gedaan. Onder hen
waren veel oud-officieren en afstam
melingen van Hollandse boeren, die
nog door van Imhoff naar Java waren
gehaald. Zij huurden land en arbeids
krachten voor suiker- en tabaksonder
nemingen, wat in gouvernementsge-
bied niet mogelijk was voor Europe
anen. De Jogjase resident Nahuys die
het land Bedaya huurde, gaf het voor
beeld. Bekende Indische families in de
Vorstenlanden, zoals Dezentjé, Weijn-
schenk. Dom, Dimonti, Weeneren Hamar
(de "Koffiekoningen van Salatiga") stam
men af van deze landhuurders. Grote be
kendheid geniet de stamvader van de fa
milie Dezentjé, Augustinus Dezentjé, de
landheer van Ampel, die gehuwd was met
een dochter van de soenan. In de Java-
2