De Bali-expeditie van 1849
140 JAAR GELEDEN
Door Ch. Manders
Aanval van de Nederlandse troepen op de vesting Djagaraga. 1849 naar een lithografie
in 's Rijks Prentenkabinet.
Honderdveertig jaar geleden was Bali, dat in de twintigste eeuw een bijzonder
vreedzame en voorspoedige ontwikkeling zou doormaken, het toneel van een
hevige strijd.
De betrekkingen van de Ned.-lndische regering met het eiland Bali werden in
1839 geregeld door de commissaris Huskes Koopman, die met alle Balische
vorsten overeenkomsten sloot. Deze erkenden daarbij de Nederlandse souvereini-
teit en beloofden o.a. af te zien van de uitoefening van het sinds mensenheugenis
op Bali bestaande kliprecht (tawan karang, het recht om zich lading en bemanning
van op de kust gestrande schepen toe te eigenen). Deze overeenkomsten werden
echter niet nageleefd.
Al in 1841 werd het verdrag door
Badoeng geschonden en in 1 845 wei
gerde de vorst van Boeleleng, onder
invloed van zijn rijksbestuurder Goesti
Djilantik het verdrag te ratificeren, ter
wijl daar een Nederlands schip werd
geplunderd, de Nederlandse gezanten
onheus ontvangen en een brief van de
G.G. onbeantwoord gelaten.
Dit leidde tot het zenden van een militaire
expeditie tegen de vorsten van Boeleleng
en Karangasem (dat het verdrag even
eens weigerde na te leven). Boeleleng en
Singaradja werden bezet, waarna de
beide vorsten zich onderwierpen. Ze
beloofden de oorlogskosten te betalen
en hun gebied nimmer aan een andere
Europese mogendheid te zullen afstaan.
Dit laatste was niet zonder belang, om
dat op Bali de Deense koopman Mads
Lange een bloeiende handelsfactorij in
Koeta had gesticht en op Lombok de
Engelsman King grote invloed had ver
worven. In Boeleleng bleef een bezet
ting achter.
De vrede zou echter van korte duur zijn,
daar er reeds spoedig weer nieuwe
moeilijkheden rezen met Boeleleng,
Karangasem en Kloengkoeng. In 1 848
volgde een tweede expeditie onder gen.
-majoor Jhr. van der Wijck. Deze veld-
De regent van Boeleleng, Goesti Ngoerah
Ketoet Djilantik, door de Indische regering
aangesteld nadat het landschap in 1854
onder direkt bestuur was gekomen, met
zijn secretaris I Wayan Tubuh, in 1865.
Ook hij kwam in conflict met het N.l.
gouvernement en werd naar Soerabaia
verbannen.
tocht liep uit op een fiasco, de Neder
landse troepen werden voor de fel ver
dedigde Balische versterking Djagaraga
teruggeslagen. Zij trokken zich daarop
terug naar het strand en scheepten zich
in naar Java.
Het volgende jaar, 1 849, werd opnieuw
een expeditie, die onder leiding stond
van generaal Michiels ondernomen.
Aan deze veldtocht nam ook de uit de
Indische krijgsgeschiedenis zo bekende
Toontje Poland deel.
Vanuit Singaradja rukte het expeditie-
leger op naar de vesting Djagaraga, dat
gelegen was op de waterscheiding tus
sen twee van de bergen naar de noord
kust stromende rivieren. In de nacht
trok een kolonne door het westelijke
ravijn omhoog, en na een zware strijd
werd de bijna onneembare versterking
ingenomen. De vorst van Boeleleng was
op de vlucht door de bevolking gedood,
de rijksbestuurder Goesti Djilantik nam
vergif in.
Karangasem, waar de vorst door zijn
eigen onderdanen was vermoord, en de
rijksbestuurder de Nederlandse hulp
had ingeroepen, werd na licht verzet
veroverd, met hulp van de vorst van
Mataram op Lombok.
Vervolgens verplaatste het strijdtoneel
zich naar Kloengkoeng, dat nog verzet
bood. Dit was het rijk van de Dewa
Agoeng, die als afstammeling van de
vorsten van Madjapahit de hoogste in
rang, de oppervorst onder de Balische
vorsten was. Het verzet werd hier geleid
door Agoeng Istri, de zuster van de
Dewa Agoeng, een fel tegenstandster
van de Hollanders en een vrouw van
grote wilskracht. Zij voerde de Balische
troepen aan, die in de nacht het Neder
landse legerkamp bij Kasoemba, dat
eerder na een hevig gevecht was inge
nomen, overvielen. Deze aanval werd
afgeslagen, maargeneraal Michiels werd
zo zwaar gewond, dat hij de volgende
dag aan zijn verwondingen overleed.
Ter plaatse werd een gedenkteken voor
hem opgericht, dat tot kort na de soeve
reiniteitsoverdracht daar nog stond.
Het moreel van de troepen (waarover
Van Swieten het bevel overnam), die
tochalwaren uitgeputen metziektente
kampen hadden, kreeg hierdoor een
zware slag.
De Dewa Agoeng, daardoor gesterkt in
zijn verzet weigerde te onderhandelen,
waarop Van Swieten, die zich naar de
baai van Padang Cove had terugge
trokken, Kasoemba opnieuw bezette.
Intussen had de hierboven genoemde
Deen Lange zich in gezelschap van de
radja's van Badoeng en Tabanan, die
zich van de strijd afzijdig hadden ge
houden, naar Kloengkoeng begeven om
te trachten een wapenstilstand tot stand
te brengen.
Als enige Europeaan temidden van dui
zenden gewapende Baliërs, onderhan
delde hij met de Dewa Agoeng. Hierdoor
voorkwam hij een verdere bloedige strijd
10