S.M.N., mijn eerste baan
O
tussen Nederlanders en Baliërs. Voor
zijn bijzondere verdiensten werd Lange
door de regering onderscheiden met de
Orde van de Nederlandse Leeuw.
Daar Lange, die het vertrouwen van de
bevolking genoot, in de omgang met de
vorsten blijk had gegeven over grote
diplomatieke gaven te beschikken, stel
de de Indische regering hem aan als
haar officiële vertegenwoordiger op Bali.
(Zie hetartikel: "Mads Johansen Lange,
Koopman en diplomaat op Bali". Tong-
Tong 31 juli 1 969).
Als resultaat van de onderhandelingen
werd de Nederlandse souvereiniteit er
kend door de vorsten, waar tegenover
stond dat van verdere acties en inmen
ging in de interne aangelegenheden
door de Indische regering werd afgezien.
Verder beloofden de vorsten zeeroof en
slavenhandel tegen te gaan, de verster
kingen zouden worden geslecht en het
kliprecht afgeschaft.
De vorst van Bangli, aan wie het bestuur
over Boeleleng was opgedragen, bleek
niet in staat deze taak te vervullen, er
braken voortdurend onlusten uit. In
1 854 gaf hij dit rijk aan het gouverne
ment terug, waarna dit onder recht
streeks bestuur kwam en er een contro-
leurwerd geplaatst.Toen in Djembrana,
de bevolking in 1 856 de vorst verdreef,
werd ook daar een controleur aangesteld.
Daarmee was Noord-Bali onder recht
streeks bestuur gekomen. Het zuiden
werd nog door inheemse vorsten be
stuurd. In 1882 werden Bali en Lombok
losgemaakt van de residentie Banjoe-
wangi en tot afzonderlijke residentie
verheven.
Deze toestand duurde voort tot in het
begin van de twintigste eeuw,toen na
de expedities tegen Badoeng en Taba-
nan (1906) en Kloengkoeng (1908)
geheel Bali onder direct bestuur kwam
te staan. Daarna brak voor het eiland
een tijd van rust aan, waarin het een
voorspoedige ontwikkeling doormaakte
en tot welvaart kwam.
Daarom besloot de regering de zelfbe
sturen te herstellen. Dit gebeurde op 1
juli 1 938, toen de meest gerechtigden
uit de oude vorstengeslachten, weer
met het ambt van zelfbestuurder over
de acht Balische vorstendommen wer
den bekleed.
De beëdiging van de nieuwe zelfbe-
stuurdersvond plaats op 29 juni 1 938,
de dag van de Galoengan, de belang
rijkste godsdienstige feestdag op Bali.
Plaats van de beëdiging was de poera
Besakih,de hoofdtempel van Bali, opde
helling van de Goenoeng Batoer. Behal
ve wereldlijk vorst is de Balische radja
tevens hoofd van de godsdienst in zijn
gebied, hij gaat voor bij alle grote religi
euze plechtigheden, die het hele rijk
betreffen.
In de periode van het federale bestel in
Indonesië maakte Bali als autonome
daerah deel uit van de Negara (deel
staat) Indonesia Timur, waarin staats
lieden van Balische afkomst een voor
aanstaande rol speelden; wali negara
(staatshoofd) was Soekawati, minister
president was Anak Agung Gde Agung,
later minister van buitenlandse zaken
en ambassadeur van de republiek Indo
nesië.
Bovenvermelde gebeurtenissen 1 846-
1 849 op Bali, speelden zich af tijdens
de landvoogdij van G.G. Rochussen,
wiens bewind in vele opzichten op de
verdere ontwikkeling van Nederlands-
Indië grote invloed had.
(Vervolg: "Op reis naar Long Nawang!")
leggen ofvan de vierkante pot genie
ten. Sommigen bereidden zich voor op
een toekomstige cursus aan de kader-
school en namen hun reglementen nog
eens door.
Long Nawang lag 575 meter boven zee
en was door het tropisch woud wel erg
vochtig, bovendien regende het dik
wijls. Alle kleding en lederwerk was
voortdurend onderhevig aan schimmel
en rotting. Overdag kon het drukkend
heet zijn en 's nachts behoorlijk fris.
Je moest er altijd je klamboe gebruiken,
niet voor de muskieten, want die waren
er weinig, doch tegen de agas, dat
waren kleine steekvliegen, die zeer
hinderlijk konden zijn. Buikloop en
dysenterie kwamen er wel voor.
Dus, natuurlijk hier geen gezinnen van
militairen, die hielden het niet uit, maar
sommige ongehuwde militairen namen
wel een "bediende" mee, wat trouwens
geoorloofd was. Hierdoor was de militair
dan heel wat beter verzorgd. Sommige
bedienden kregen er een kind
De KNIL-militair was gehard en verdroeg
alle ongemakken op een vanzelfspre
kende manier; hoewel hij, als goed
soldaat, wel flink kon kankeren. Maar
hij kon ook makkelijk zeggen: "apa
boleh boewat". Hij wist wel dat er een
heel goede reden moest zijn, om intrek
king van zijn overplaatsing te mogen
verzoeken. Je trok immers toch altijd
aan het kortste eindje, enLong
Nawang ging toch ook weer voorbij.
D.A.V.
Het artikel in Moesson van 1 oktober jl.
over het m.s. "Oranje" bracht weemoe
dige herinneringen betreffende mijn
voormalige werkgever, de Stoomvaart
Mij "Nederland", waar ik tot en met
mijn vertrek naar Nederland in het voor
jaar van 1956 werkzaam ben geweest,
eerst in de Bagage afdeling van het
Passagebureau aan Medan Merdeka
Barat nr. 3, Jakarta en later in het Depot
Gedrukten van de S.M.N. in hetzelfde
gebouw, dat toen gesitueerd was tus
sen de gebouwen gebruikt door de
Radio Republiek Indonesia en dat van het
Hoge Commissariaat der Nederlanden.
De rechterhelft van het gebouw was
toen in gebruik bij de Koninklijke Rot
terdamse Lloyd, terwijl een klein kantoor
gebruikt werd door "Kongsi Tiga" een
speciaal voor pelgrims naar Mekka op
gericht samenvoegsel van S.M.N., K.R.L.
en Stoomvaart Mij. "Oceaan".
Als mijn eerste werkgever - na mijn
schooljaren te hebben doorgebracht
aan de Javaweg (nummer 66) en de
Christelijke Middelbare School, Sluis
brugstraat 1 1 - heeft de S.M.N. voor mij
een bijzondere plaats ingenomen.
Het m.s. "Oranje" op zich zelf had toen
voor mij iets om trots op te zijn. Ik
heriner mij nog goed, hoe mijn vader
toen een eerste prijs won (een radio)
door een model te vervaardigen van het
mooie schip tijdens een wedstrijd van
modellen voor schepen en vliegtuigen,
georganiseerd door de "Nieuwsgier",
een van Batavia's Nederlandse kranten.
(En wie kent niet tante Dolly van Son
van het "Vuurvliegje"?)
Passagedienst chef van de S.M.N. te
Jakarta/Batavia was toen de heer C.
Koomen, die mij heel wat geholpen
heeft in mijn eerste werkjaren. Zijn
adjunct chef was Dhr. Brandenburg. In
de Bagage afdeling van de Passage-
dienst was de heer Frans L. Soeters
mijn direkte chef.
Tijdens het laatste gedeelte van mijn
loopbaan bij de S.N.M. was ik verant
woordelijk voor aankoop en verzending
van gedrukten en kantoorbehoeften
voor de Maatschappij en haar Agent
schappen in Indonesië. Mijn direkte
chef hier was Raden Sulaeman Kusu-
mahdinata, die later naar ik hoorde
naar Jeddah (Saudi Arabia) vertrok voor
de Indonesische Consulaire dienst.
Mijn voormalige collega's, zoals secre
taris G. Braaf, Mej. Ongkiehong, Wim
Metzelaar, Verduyn Lunel, Sorensen
da Costa, Joyce van der Lek, enz. heb
ik nooit meer teruggezien, alhoewel ik 8
jaren in Nederland gewoond heb en
voor korte tijd in militaire dienst
(Schalkhaar bij Deventer) geweest,
alsmede 4 jaren bij het Girokantoor aan
de Rijnkade in Arnhem had gewerkt.
Ik wens mijn vroegere collega's dan ook
het allerbeste toe voor de toekomst,
waar ze ook mogen zijn.
JOHN M. PERSIJN
1 1