Holobies-ies-ies- Kontoer
STICHTING HERDENKING
15 AUGUSTUS 1945
De Stichting Herdenking 15
augustus 1945 heeft een nieuw
adres en wel:
Stadhouderslaan 94
2517 JC Den Haag
Tel. 070 - 50 66 65 (m.i.v. 2
dec. a.s.: 070 - 350 66 65)
Twee span sleepstieren waren nodig
geweest om de stam het bos uit te
slepen. Ze hadden hun taak volbracht
en stonden uit te hijgen in de schaduw
van de bomen. Vier dragers namen hun
werk over. Ze hadden twee touwen van
gedraaide bamboevezels onder de uit
einden van de djatiboom geschoven en
door de lussen twee dikke bamboe
staven gestoken. Ze bukten zich en
legden de uiteinden van de bamboe's
op hun sterke vereelte schouders. Even
strekten zich hun ruggen en spanden
zich hun dijen en kuiten. Voorzichtig
probeerden de vier om gelijktijdig hun
balans te vinden. Toen plantten ze hun
voeten in de zachte bosgrond zodat ze
maximaal kracht konden zetten.
Nu stonden ze onbeweeglijk, met aan
gespannen spieren, onder de staven.
Toen zogen ze hun machtige borstkas
sen vol lucht en er klonk over de verza
melplaats in het djatibos een vreemde
ritmische kreet.:
"Holobies-iés-iés kontoer I!"
De zware stam kwam omhoog en begon
te zweven. Langzaam stap voor stap
liepen de vier mannen, met hun twee
honderdvijftig kilo zware vracht, het
hellende pad op van het laadperron.
Daarna draaiden ze de stam in de richting
van de railbaan en legden hem dwars op
een paar dunne gladde djatistammen.
Hun uiteinden rustten opde klaarstaan
de lorrie die voor het laadperron was
geschoven. Nu werden de bamboe
staven onder de uiteinden van de stam
geduwd en opgedrukt. De stam schoof
met kleine rukjes naar de lorrie en rolde
er moeiteloos op.
Wouter keerde zich naar de bosopzich-
teren vroeg "Wat riepen die vier mannen
toen ze begonnen te tillen?"
De opzichter antwoordde niet en lachte
alleen maar eens verlegen. Wouter
kende de grappen van de arbeiders wel.
Ze riepen wel meer onverstaanbare din
gen, vooral als er vrouwen passeerden
die langs de railbanen liepen. Blijkbaar
was dan de conversatie van dien aard
dat de insiders hem niet wilden vertellen
wat er gezegd werd. Maar nu nam hij
met het zwijgen geen genoegen en
vroeg "Dat was toch geen Javaans wat
daar geroepen werd?"
"Nee mijnheer", antwoordde Koestijo
die zelf een Javaan was. "Ach dat is
maar zo n kreet die de sjouwers gebrui
ken als ze erg veel kracht moeten zetten.
Het hoort erbij en heeft voor zover ik
weet geen betekenis. Maar het is op
Java overal in zwang."
En het bleek wel zo te zijn. Wouter
begon er nu op te letten. Overal waar in
groepsverband gewerkt werd en uitzon
derlijke kracht nodig was bij tillen of
duwen, hoorde hij de magische formule
opklinken; aan de havens, bij de spoor
wegen en bij de wegenbouw. Niemand
kon of wilde hem vertellen wat de
betekenis was, totdat hij het aan Frans
vroeg. De familie van Frans had al vele
generaties op Java gewoond.
"Dat geloof je niet", zei Frans, "maar ze
roepen gewoon een verbastering van
Alouis. Compte De BISCOUR.
Hij was een pakhuismeester van de
V.O.C. en zorgde voor het lossen en
laden van de zeilschepen. Om de koelie's
op de kade te imponeren en aan te
moedigen, liet hij zo nu en dan een heel
sterk, atletisch stukje zien. Hij was een
enorme krachtpatser.
Daarom wordt hij nu nog voortdurend
aangeroepen als er zwaar spierwerk
verricht moet worden. Dat is gewoon
een kwestie van historische fictie. Inde
loop van een paar eeuwen is de tekst
alleen wat vereenvoudigd en de bete
kenis zoek geraakt, dat is alles. De
compte Alouis zal wel iets uitgehaald
hebben in Frankrijk wat hem noodzaakte
te verdwijnen. Noblesse oblige, zo leefde
men nu eenmaal in die tijd."
BOSGANGER
maalstroom van gevoelens had afgeslo
ten en alles langs haar heen liet gaan.
Tijdens de rit naar de haven had Tommie
het kind van haar overgenomen. Hij had
het kind op schoot gehad en er mee
gespeeld. Af en toe had hij haar over het
kind heen aangekeken en haar toege
knikt alsof hij haar wilde bemoedigen.
Wees maar niet bang, het kom wel
goed.
In de grote loods, waar een drukke be
drijvigheid heerste, had Tommie haar
naar een rustig hoekje geloodst en haar
op het hart gedrukt om daar op hem te
blijven wachten. Hij moest naar een van
de tafels, waaraan wat functionarissen
zaten, om zijn boekingspapieren te laten
controleren en zou eerst een goede
plaats voor hen opzoeken. Hij had
Norah aan haar overgegeven en haar
zacht over haar wang gestreeld. Zijn
grijze ogen hadden haar aangekeken en
heen en weer bewogen alsof zij naar
iets zochten dat zij liever niet wilden
vinden. Toen had Tommie wat hand
bagage gepakt en was in de drukte
verdwenen.
De drie vrijgezellen aan de reling be
keken het drukke gewoel op de kade.
Vanuit hun hoge positie hadden zij al
enige tijd naar beneden gezocht en
soms gefloten of geschreeuwd wanneer
zij iemand vonden, die zij het waard
vonden om van hun aanwezigheid
opmerkzaam te maken. Rond de middag
begon het wat rustiger te worden. De
grootste drukte had zich van de loodsen
en kade verplaatst naar het grote schip.
Op de kade zelf bewogen zich nog
enkele nietige figuurtjes, die het laatste
stukje betonnen geboortegrond over
staken om elders aan een tweede leven
te beginnen. Aan de tafels waren de
functionarissen reeds bezig met het
sorteren en opbergen van de papieren
en er werd aanstalten gemaakt om de
valreep op te halen.
Juist op het moment, dat de drie vrij
gezellen zich van de reling wilden ver
wijderen om naar de werkzaamheden
op het ankerdek te gaan kijken, wees
een van hen naar de gedeeltelijk geslo
ten loods recht tegenover hen. Er scheen
iets niet in orde te zijn. Men had daar,
bij de in rij opgestelde tafels de papieren
weer tevoorschijn gehaald en stond er
druk in te bladeren. Iets naar achteren,
in de donkere slagschaduw van het
inwendige van de lege loods, stonden
nog wat figuurtjes. Ze waren door de
duisternis nauwelijks te zien, totdat een
van de functionarissen naar hen wenkte
en zij in het helle licht traden. Voorop
liep een lid van de Militaire Politie en
achter hem aan kwam een Milva, met
aan haar zijde een in sarong en kabaja
geklede vrouw, die een kind op haar
arm droeg. Geschokt zagen de drie
vrijgezellen, hoe een der zoekende
functionarissen mismoedig het hoofd
schudde en hulpeloze, verontschuldi
gende gebaren maakte. De vrouw in
sarong en kabaja leek zich aan het kind
op haar arm vast te klampen, toen zij
opkeek naar het grote schip en haar
ogen vertwijfeld langs de rijen gezich
ten liet gaan. Een nietig figuurtje, dat als
aan de grond vastgenageld bleef staan
toen de stoomfluit van het m.s. Volen-
dam zijn sonore afscheidsgroet de
wolkenloze lucht in stootte en aan haar
wankele verwachtingen een einde
maakte. De Milva boog zich over de
vrouw heen en leidde haar met zachte
dwang terug, naar de donkere leegte
van de loods.
Rowiah, met op haar arm Norah, het
kind van Tommie, dat zoveel op hem
leek en waarvan hij toch gehouden
moet hebben.
Norah. Gewoon een Indisch meisje met
grijze ogen, waarin zich wel de onder
gaande zon zou spiegelen, maar nooit
dezelfde grijze ogen van haar vader.
17