geweest Deetje Heijligers: Ik ben geen spionne Mag je van iemand, van Deetje Heijligers bijvoorbeeld, zeggen en schrijven dat zij voor de Kempeitai spionagewerk heeft verricht? Dat mag, oordeelde onlangs de President van de Rechtbank Leeuwarden, maar dan moet degene die dat beweert wel met harde bewijzen komen. Zijn die bewijzen er niet, of worden die niet geproduceerd, dan heeft Deetje Heijligers terecht alle reden om zich onrechtmatig bejegend te voelen wanneer zij in een in 1988 verschenen boek met naam en adres als een spionne wordt opgevoerd. En wanneer zij in een Kort Geding eist dat het betreffende boek uit de handel moet worden genomen, dan kan die eis worden toegewezen, dat wil zeggen dat het boek niet meer mag worden verkocht zolang niet in een zogeheten "bodemprocedure" voor de Rechtbank is aangetoond dat de betreffende passage niet onrechtmatig is. Ofwel: wanneer schrijver en uitgever bewijzen dat Deetje Heijligers wel degelijk "fout is geweest" dan mag het boek weer worden verkocht. Wordt het bewijs daarentegen niet geleverd, dan blijft het boek "Het vermoorde land" van Jan Bouwer uit de handel en dan ook kan de rechtbank zich uitspreken over twee verdere eisen van Deetje Heijligers: rectificatie in kranten en tijdschriften èn de toekenning van een schadeloosstelling. Wie is Deetje Heijligers en wat heeft zij in de oorlog gedaan? Bij uitgeverij Van Wijnen te Franeker verscheen in 1988 het boek "Het ver moorde land"' geschreven door Jan Bouwer. "Het vermoorde land" is de publikatie van de dagboeken die de tijdens de oorlogsjaren ondergedoken journalist Bouwer vanuit zijn schuil plaats in Bandoeng bijhield aan de hand van informatie die hij hoorde van zijn vrouw en enkele intimi. Rijkshistoricus Dr. L. de Jong zegt van dit boek: "Ik be schouw dit dagboek als het meest be langrijke ego-document dat uit de gehele periode van de Japanse bezetting be waard is gebleven." Op blz. 103 be schrijft Bouwer de gebeurtenissen van vrijdag 10 juli 1 942. Onder meer zegt hij dan: De Australische radio heeft de burgerij van Bandoeng gewaarschuwd tegen de praktijken van een zekere mej. Deetje Heijligers, die met een aantal vrienden en vriendinnen, spionage werk voor de Japanners zou verrich ten. Deze jongedame woont op de Papandajan-laan. Ook mijn inlichtingen wijzen er op, dat deze waarschuwing vermoedelijk gegrond is. Deetje Heijli gers is een knap Indisch meisje, onge veer 22 jaar oud. Sedert het begin van de bezetting heeft zij in contact gestaan met Japanse officieren, die haar ten slotte voor de Kempeitai hebben ge ronseld. Pas enkele weken geleden hoorde Deetje Heijligers van deze passage. Direkt wendde zij zich tot een advocaat 6 en deze spande namens haar een Kort Geding aan tegen Jan Bouwer en uit gever Van Wijnen. Het Geding diende 20 oktober jl. voor de president van de Rechtbank te Leeuwarden. Twee weken later vonniste de rechtbankpresident dat het "Vermoorde land niet meer verkocht mocht worden totdat de ge wraakte passage eventueel met bewij zen onderbouwd wordt. Auteur en uit gever zijn vast van plan die bewijzen te leveren. Deetje Heijligers gelooft niet dat zij daarin zullen slagen, sterker nog: zij is daarvan overtuigd. Ik vroeg haar waar zij die overtuiging op baseert. "U bent de eerste die mij opdevrouwaf vraagt of ik geheuld heb met de Jap. Eindelijk kan ik dan nu mijn verhaal doen. Vanaf de oorlog, ik weet het, gaan er allerlei geruchten over mij. Geruchten die een eigen leven zijn gaan leiden. En u weet hoe snel mensen geruchten voor waarheid aannemen en zeker wanneer in een boek geruchten als feiten worden gepresenteerd. Ja, er zijn Japanners bij ons thuis geweest. Neen, ik heb niet voor de Kempetai gewerkt. Neen, ik heb niet gespionneerd. Neen, ik heb geen men sen verraden. Ja, ik heb ook in drie kampen gezeten. Maar laat ik beginnen bij het begin. Ik heet Charlotte Desiree Heijligers en ben in 1920 in Batavia geboren. Mijn totok-vader had een hoge functie bij de PTT in Bandoeng, mijn Indische moeder stamt uit een bekend geslacht uit Djocja. Ik heb 1 zus en had 2 halfbroers uit het eerste huwelijk van mijn moeder. In Bandoeng doorliep ik de H BS en daarna ging ik werken in de showroom van General Motor-dealer Preamij. In de jaren voor de oorlog werkte ik dus en de rest van de tijd zat ik meestal voor de spiegel. Uitgaan, toneel en muziek waren mijn hobbies. Ook poseerde ik voor foto's. Gewoon, niet provocerend. Ja, u mag zeggen dat ik gewoon een opper vlakkig meisje was. Politiek of wat ook interesseerde mij totaal niet. Toen naderde de oorlog. In Bandoeng waren Amerikaanse vliegers gestatio neerd. Met één van hen, George Hess, ging ik wel eens uit. Vlak voor de capitulatie vertrokken de Amerikanen. Het toestel van Georg Hess en zijn Flight Captain Ray Teborek echter was defect. Omdat ze mij kenden, kwamen ze toen naar ons huis waar ze mijn (toen al gepensioneerde) vader vroegen hen te verbergen. Hij gaf hun een schuil plaats in ons huis aan de Papandajanlaan 52. Hun plan was zich bij gelegenheid te voegen bij andere achtergebleven geallieerde militairen. Enige tijd later verhuisden de twee op een nacht naar het minder opvallende huis van mijn broer Charles (Ventie) Labaar die in dezelfde laan op nr. 48 woonde. Met ons allen leefden we uiterst zuinig. Mijn vaders pensioen en mijn salaris waren opgehouden. Mijn zus en haar

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 6