HEULEN
baby waren bij ons ingetrokken, leder
een leefde in spanning. Op een dag
kwam toen een japanner, in burger en
ongeveer 50 jaar oud, onze tuin in. Hij
excuseerde zich dat hij zomaar binnen
kwam, maar zei aangetrokken te zijn
geweest door de bouwstijl van ons huis
met het lange rode dak en bruine sier-
pilaren. Die hadden ze in Japan ook zo.
Hij zei Ichiro Abe te heten en interpreter
(tolk) te zijn. Hij sprak goed Engels.
Omdat hij beleefd was en zo anders dan
de vele dronken soldaten spraken wij
met hem. Hij toonde begrip voor het feit
dat de burgers nu geen inkomsten had
den en dat een huis als het onze moeilijk
in stand kon worden gehouden. Maar
we hadden zeker al gehoord dat er weer
gewoon gewerkt kon worden, zij het
onder Japanse regels. Wel moest er
Japans worden geleerd.
Van ons gezin konden mijn ouders niet
meer werken, zij waren te oud. Mijn zus,
met haar baby, ook niet. Dus ik zou voor
inkomsten moeten zorgen. Bij Preamij
kon ik nietterug, de auto's daar waren in
beslag genomen. Ichiro Abe hielp mij
toen aan een baan als hulpverkoopster
bij een juwelierszaak aan de Bragaweg.
Deze zaak werd druk bezocht door
Japanners en ik moest Japans leren.
Ik schafte daarvoor boekjes aan. Ichiro
Abe kwam geregeld in de zaak en daar
leerde hij mij de juiste uitspraak en
legde de grammatica uit. Thuis is hij
maar een paar keer geweest. Hij bleef
altijd netjes en vriendelijk en zeker op
een afstand. Ik ben nooit met hem uit
geweest. Ook heeft hij nooit over zijn
functie gesproken. Nooit heb ik van
hem of van welke Japanner ook geld
ontvangen. Mijn salaris was voldoende
voor ons thuis om te eten. Mijn broer
Charles en zijn vrouw leefden van allerlei
karweitjes en de twee Amerikanen
Uitgaan, toneel en poseren (gewoon, niet
provocerend).
waren nog steeds verborgen. Ze luister
den naar Geallieerde radioberichten. Zo
bleef de situatie een tijdje.
Inmiddels had ik gehoord dat een "Aus
tralische" radiozender 10 20 namen
zou hebben genoemd van "spionnen",
waaronder mijn persoon, een bekende
arts en andere "populaire" Bandoen-
gers. Ik vond dat erg maar het kwam
ons allen zo onwaarschijnlijk voor. Ik
had niet gespionneerd. Nü begrijp ik
dat de bezoeken van Ichiro Abe en het
radiobericht voor veel mensen was en
opnieuw is als een en een is twee. Ik
wilde toen wel uitzoeken hoe dat zat,
maar wist niet hoe. Van mijn ouders
kreeg ik de raad na de oorlog pas een en
ander na te gaan. Tot op een dag Ichiro
Abe, nu in uniform, maar zonder militaire
distinctieven, de juwelierszaak binnen
kwam en mij apart wilde spreken. Hij
vroeg mij of ik de naam Hess kende.
Toen ik ontkende werd hij kwaad en zei
dat mijn familie "vijanden" verborgen
had gehouden. Hij verklaarde dat Hess
ergens in de bergen was aangetroffen
toen hij contact zocht met anderen om
naar Australië te vluchten.
De naam Ray Teborek noemde hij niet.
Hij zei nog dat hij niets voor mij en mijn
familie zou kunnen doen en dat wij het
wel moeilijk zouden krijgen. Hij is weg
gegaan en ik heb hem niet meer gezien.
Bij thuiskomst hoorde ik dat de twee
Amerikanen enkele dagen daarvoor
waren vertrokken met betrouwbare
gidsen. Ook mijn broer Charles was
weg. Kort daarna werden wij allen
opgepakt en naar de Kempetai gebracht.
We werden langdurig verhoord over de
twee Amerikanen èn over wapens af
komstig van de Pyrotechnische werk
plaatsen. Het verbergen van de twee
moesten we toegeven, maar van wapens
wisten we niets.
Deetje Heijligers, 1989.
Na een paar dagen zonder eten werden
we overgebracht naar een politiehuis
aan de aloon-aloon waar we dagen met
slecht eten werden vastgehouden en
tenslotte met een pak slaag werden
weggestuurd. Charles werd kort daarna
gevangen genomen. Eerst na de oorlog
leerden wij dat hij wapens verborgen
had gehouden. Hij is door de Kempetai
doodgemarteld. Van en over Hess en
Teborek hebben wij niets meer ver
nomen.
De burgerinterneringen waren in gang
en ook wij moesten ons huis uit. De wijk
zou het Kareës-kamp worden. Wij ver
huisden naar een kleinere woning bij
Andir, maar dat was maar voor kort. In
dat huis zijn drie Japanse officieren uit
een nabij gelegen mess eens "zomaar"
binnen komen lopen, misschien om ons
(lees verder volgende pagina)
Het proces van Deetje Heijligers tegen journalist Jan Bouwer en uitgeverij
Van Wijnen roept verschillende vragen op. De belangrijkste is mijn inziens
of het meer dan 40 jaar na dato niet heel ver beneden peil is om getuigen en
bewijzen te zoeken om één vrouw te ontmaskeren als spionne om daarmee
de waarheid van een dagboekaantekening aan te tonen. Voorde goede orde:
een ieder die ooriogsmisdaden heeft begaan, mag en moet ook nu nog ter
verantwoording worden geroepen. Maar om een Indisch meisje dat voor en
in de oorlog te oppervlakkig was om zich bezig te houden met politiek, oorlog
en verzet en dat alleen maar probeerde zichzelf en haar familie door de oorlog
te slepen af te schilderen als iemand die heulde met de vijand, gaat te ver. Als
hetgeen Deetje Heijligers heeft gedaan "fout" was dan geloof ik dat er
duizenden "fout" zijn geweest. Zou zij direkt of indirekt levens op haar
geweten hebben, dan zouden de bewijzen daarvoor allang tot een veroor
deling hebben geleid.
Om Nederland ervan te overtuigen dat ook in Zuid-Oost Azië een oorlog heeft
gewoed, is heel wat nodig geweest. Verhalen over onthoofdingen, marte
lingen, spoorlijnen, kampen enz. vormen het trieste verhaal van de "Indische"
oorlog. Maar ook de oorlog in Indië had meer kanten. Kanten waarbij geen
sprake is van honger, uitputting of dood. Wie aan zo'n kant de oorlog heeft
meegemaakt, is niet per definitie "fout" of laf. En een uitspraak als "O, jij hebt
niet in een kamp gezeten" is een dom "verwijt", ledereen heeft de oorlog op
een eigen manier doorgemaakt, iedereen heeft zijn eigen verhaal, ledereen
heeft rechtop zijn eigen verhaal. Niemand heeft het recht op het verspreiden
en instandhouden van geruchten. r.B.
7