sèt EEN BIJZONDER KERSTSPEL r Kerstmis 1 942 naderde, een trooste loos feest. Onze mannen waren weg gevoerd. Jos kwam bij me. "letje, zullen wij samen een Kerstspel maken en in de Kerk opvoeren?" Een overrompelend idee, waar ik direkt enthousiast op reageerde. Jos had al een paar regels samengesteld. Het spel moest traditio neel worden, maar opgebouwd uit moderne gedachten. Een optocht ge vormd door de Aartsengel, omgeven door kleine engelen (sterren), gevolgd door herders en koningen. De woorden en zinnen sprongen uit ons hart, het Kerstspel kreeg een geraamte, een begin en een slot en wij, we werden zo blij van binnen. Het spel moest "Het Licht" uitbeelden, en het moest licht brengen in de donkere wereld, waarin wij leef den. Daar was de entourage in de kerk, de kleding van spelenden, de zang, de muziek, daar waren de talloze repetities. De 24ste december zou de grote avond in de kerk zijn. Echter Het behaagde de Japanse autoriteiten om op de 23ste december bij alle Neder landse vrouwen thuis een bevelschrift te bezorgen waarin stond, dat ze de 25ste december met de opgegeven bagage op het station moesten staan om met hun kinderen geïnterneerd te worden in een nog onbekende plaats. Ook Jos en ik kregen zo'n bevelschrift. Ook wij moesten hals over kop onze zaken regelen, bedenken wat we mee konden nemen van onze bezittingen en afscheid nemen van alles om ons heen. De volgende dag mochten zij, die hun mannen in de Benteng hadden, afscheid van hen nemen. We kregen 10 minuten en mochten hen niet aanraken. Hoe moest dat nu gaan met dat Kerst spel? Door laten gaan of afzeggen? Zou er wel iemand naar de Kerk komen met zulke chaotische gevoelens? We beslo ten tot door laten gaan. We laten alles aan God over! besloten we. Jos was de laatste weken heel ziek geweest, maar net op tijd opgeknapt om in de kerk de helpende hand te bieden. Wie beschrijft mijn verbazing, toen ik 's middags thuiskomend van die voorbereidingen een brief vond, die zei dat ik door bijzondere gebeurtenissen nog niet opgepakt zou worden, maar pas later vertrekken zou met de vrouwen van dominees en artsen, hetgeen een halfjaar later zou gebeuren, omdat ik de zorg voor de leiding had over een groep arme mensen, die van giften leefden, waar de Japanners geen raad mee wisten. Toch maakte ik gebruik van mijn kaart om mijn man te groeten in de Benteng. We mochten elkaar dan niet aanraken, maar we kusten elkaar toch en werden ruw uit elkaar getrokken en ik kon mijn man vertellen dat ik voorlopig bleef. En toen het Kerstspel in de kerk. De droomstoet, de Aartsengel met één grote kaars, de muziek, de zang, de stampvolle kerk. De slotapotheose van de kleine engelen met elk een brandende kaars, de kerstboom die aangestoken werd, de brandende kaarsen van alle aanwezigen! Die lichtende grote kerk - al die emoties, die verwerkt moesten worden. AMBARAWA 1943 Inderdaad werd ik geïnterneerd en met mijn drie kinderen naar Ambarawa gebracht. In het half jaar voordien, had ik veel van mijn mooie spulletjes kunnen verkopen. Een vriendin van mij was met haar kinderen bij me ingetrokken. Dat gaf een rustig gevoel. We moesten wel leven van de verkoop, want andere inkomsten hadden we niet. Nog net had ik de verjaardag van mijn man mee gemaakt en voor hem tot een onver getelijke gebeurtenis kunnen maken. Ik had voor hem een album gemaakt van foto's uit ons hele huwelijksleven, ver sierd met daarop slaande gedichten en gedroogde bloemen uit onze tuin in Kalioerang. Het was een heel mooi album geworden, maar hoe moest ik het hem doen toekomen. Ik ging naar de Japanner, die de baas was van de burgerbevolking, liet het hem zien. Hij wilde het één dag houden en gaf het mij terug met de woorden: heel mooi mevrouw, en drukte er verschillende Japanse stempels op. Ik bracht het naar de Benteng, toen Javaanse politiemannen de wacht hiel den, vertelde hen, dat 't voor mijn man bestemd was, maar dat het afgedragen moest worden aan zijn beste vriend. Na enige aarzeling deden zij dat, zodat ik zien kon, dat de vriend van mijn man naar mij zwaaide met het album. Toen ging ik met mijn zoontje van drie jaar naar de Japanse Kempetai. Daar was een tolk, die Japans en Maleis sprak. Ik werd aangediend bij een hoge officier. Aan alle muren hingen grote spiegels. Ik vroeg of mijn zoontje (dat aanminnig lachend naar de Japanner keek), zijn vader mocht gelukwensen met zijn verjaardag in het mannenkamp. De Japanner speelde met zijn zwaard en staarde mij onbewogen aan. Een diepe stilte, die eindeloos lang duurde, terwijl dat lieve kind op mijn schoot mijn wangen streelde. Opeens kón ik niet meer. Ik herhaalde heel driftig mijn vraag aan de tolk. Toen klonk er een barse gil, ija, ija. Boleh? vroeg ik aan de tolk. Boleh! Mag hij bloemen geven aan zijn vader? Weer geschreeuw, ija. De vertoning was afgelopen. Ik maakte trillend mijn buigingen, mijn kind ook. Buiten kon ik wel dansen van geluk. Zo kreeg mijn man in de vroege ochtend van zijn verjaardag van zijn vriend het album en kwam even later zijn kleine zoon aan de hand van een lange Javaan met een grote bos rode Japanse vuur lelies blij bij zijn overgelukkige pappa. Ik stond bij het hek met de twee andere kinderen van het schouwspel te genie ten. Drie dagen later vertrokken we met de trein naar Ambarawa. Het was november dat het hoofd van de keuken bij me kwam."letje, Kerstmis nadert. De mensen hebben een opkik- kertje nodig. Ze dreigen in een diepe putte vallen. Ik heb gehoord, datje inde kerk in Jogjakarta een Kerstspel hebt vertoond. Kan je dat hier ook niet opvoeren?" Het Kerstspel? Maar we hebben geen attributen. Ik wil het terug denken, maar dan moeten alle gelovigen het eens zijn met de strekking. Katho lieken en Gereformeerden. Het is voor Vrijzinnigen gemaakt. Ik vond het een boeiende gedachte, het overdenken waard, en - toen het door allen gelezen was, werd het goedgekeurd. Alleen de Nonnen wilden een pop, in plaats van een flitslicht in de kribbe voor het kindje Jezus. Nu, dat kon. Alle moeilijkheden werden overwonnen. Een golf van enthousiasme kwam over het kamp. De repetities kwamen voor een groot deel op mij neer, maar ik vond 't heerlijk werk, ook om een kleine stotteraar rustig en zorgvuldig de paar zinnetjes te leren, die hij als kleine herdersjong (hij wilde o zo graag mee doen!) foutloos zeggen moest. Het kapelletje, dat het internaat bezat, bleek uitermate geschikt voor de uitvoering want het had een platform, waar alle groepjes prachtig tot hun recht kwamen. Drie maal heeft de Jap de opvoering in een boze bui verboden, maar we gingen toch door met repeteren, en ziet: de 21 ste mochten we onze gang gaan en een denneboom in de kapel plaatsen. Voor zoveel mensen moesten we het Kerstspel driemaal vertonen, ledereen moest een kaarsje meenemen, of een stompje, dat op het einde aangestoken werd via de kerstboom en de kapel verlichtte waarop de aanwezigen zin gend naar buiten gingen langs de gan gen naar de slaapzalen. Het was adem benemend mooi! Het was de laatste keer dat het kapelletje voor een feestelijke gebeurtenis ge bruikt werd. Daarna werd het volgestopt met britsen voor honderden vrouwen 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 10