Jeugdherinneringen uit Jogja («I) door C. A. Heshusius De kraton van de sultan Naast behandeling van de genoemde groepen van dieren, werd vader voorts ook bij particuliere personen geroepen. Namelijk bij eigenaars van kleine huisdieren en paarden. Een belangrijke connectie in deze branche was de reeds eerder genoemde sultan van Jogja, Zijne Hoogheid Hamengkoe Boewono VIII. Naast een aantal grote rashonden had de vorst echter ook een flink stalcomplex met zowel fraaie renpaarden (voor de races) als de nodige tuigpaarden om zijn koetsen te trekken. Want - en we schrijven uit de jaren twintig - de vorst had maar een enkele auto. Hij verplaatste zich bijna altijd in door paarden getrokken rijtuigen. En zo mochten wij als het zoontje van de veearts ook zo nu en dan mee in die kraton. Prinsessen Maar nu de werkkring van moeder. Hoewel zij niet meer voor de klas stond, was zij onderwijzeres. Zoals destijds in Indië zo vaak het geval was. Op een gegeven moment, in Jogja, achtte de moderne en vooruitstrevende vorst het gewenst dat een aantal van zijn bijna huwbare dochters een zekere tijd, ongeveer een jaar, ook onderwijs zouden krijgen op Europees niveau en met Nederlands als voertaal. De lessen zouden in het daarvoor be stemde traditionele en intieme gedeelte van de kraton zelf gegeven moeten worden. En wel - als wij het ons nog goed herinneren - twee maal in de week gedurende twee uren in het laatste deel van de namiddag. Wie van de Nederlandse dames, liefst echtgenote van een ambtenaar was in Jogja genegen dit heel speciale onder wijs te gaan geven. Mijn mama sollici teerde en werd uitverkoren. Met een set van Nederlandse school boeken van aanvang middelbaar onder wijs, ja, van Wolters uit Groningen, begon na enige tijd deze heel aparte cursus. Het heeft, dachten wij, twee tot driejaar geduurd, totdat ons gezin weer naar Nederland terugkeerde. Op de bestemde middagen werd ma keurig op tijd thuis afgehaald met een fraai rijtuig van de kraton, bespannen met twee grote im- portpaarden en op de bok een stemmig uitgedoste koetsier. Zo ging het in draf door heel de stad naar de kraton. Aldaar, vanaf een der binnenste poorten, ging zij te voet verder, door nóg een poort, naar de binnenste enclave. Alwaar het klaslokaal was ingericht als ware het dat van een Nederlandse MULO-school. Het aantal leerlingen, prinsessen dus was circa twaalf; de sultan had meerdere echtgenotes. Zij waren allen erg char mant en leergierig; hadden reeds een zeer behoorlijke kennis, passief en actief van de Nederlandse taal. Nu kregen zij nog meer les in Nederlands, rekenen, aardrijkskunde hoofdzakelijk van Indië, maar ook iets van Nederland en Europa. En geschiedenis, zowel van Indië, als ook hetgeen toepasselijk was, van Nederland. Ook bij deze lessen mochten wij na een poosje - zij het bij hoge uitzondering en mits wij ons zeer goed zouden gedra gen - een paar keer mee komen. Voor waarde was dat wij op de achterste bank in het klasselokaal bleven zitten, onze mond hielden en rustig zaten te lezen. Die paar gelegenheden, dat was een buitenkansje; de rit heen en terug met het rijtuig en de paarden, op de zijkant het wapenblazoen van de sultan! En dan in het hartje van de kraton al die charmante prinsessen; deze waren ook zeer opgewekt en vriendelijk, maar tege lijk vorstelijk hoffelijk en traditioneel, zoals dat alleen maar aan een hof in Midden-Java kon zijn. Geheel protocollair en in stijl droegen de dames lange namen en titels. Voor het gemak en met toestemming van de sultan en henzelve, had moeder hen elk kortere en eenvoudiger Europese namen gegeven. Geen Hollandse meisjesna men, maar Franse; zo waren er dus geen Mientjes, Annies of Jopies, maar - en dat stond decoratiever - Hortense, Antoinette, Eugenie, Amélie en José- phine. De lessen verliepen in een prettige sfeer, waarbij ook somtijds goed, maar toch ingetogen, werd gelachen. Vorstenlanden Met het zelfbesturend gebied van Soe ra ka rta behoorde Jogja of Jogjakarta tot wat men destijds de Vorstenlanden noemde. Dat kwam omdat daar nog, zij het met een zekere aanwezigheid van het Nederlandse gezag, Javaanse vors ten met hun eigen organisatie het be stuur uitoefenden. In het gewest Jogja had men naast het grote sultanaat (geregeerd door de vors ten Hamengkoe Boewono) ook het kleinere gebied dat door een lagere vorst, de Pakoe Alam werd bestuurd. Beide vorsten hadden in de stad Jogja een eigen kraton, waarvan die van de sultan, opgebouwd vanaf het jaar 1 755 de grootste was en zelfs nu nog erg indrukwekkend is. Het was een eigen stad van bijna een vierkante kilometer, geheel met dikke muren omgeven en met een paar duizend inwoners, waarvan een paar honderd eigen soldaten. Juist vanwege de onmiskenbare stempel die het Javaanse hof op de stad Jogja had gedrukt, had (en heeft!) deze stad een zekere allure en apart karakter dat haar onderscheidt van andere steden van Java en van Indonesië. Het kwam vooral tot uiting door de structuur van de vroegere stad, door de ingetogen en hoffelijke bevolking en door opvallend brede en rijk beschaduwde oude wegen. Ondanks het moderne motorverkeer van heden en de grote bevolking, blijft dit beeld van vroeger voor het huidige ■4* ik. Binnenpoort van de kraton in Yogya. (Foto: J. D. Krijgsman) 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 22