POIRRIE'S PERIKELEN Monsterkrokodil BOEKHANDEL MOESSON Soldaatje spelen onder de Smaragden Gordel Het verhaal van Pembarab Ibrahim (brani soempah, njo), als zou in de Oemboelan Tengkorak een krokodil rondwaren waar Hajam Woeroek nog op gejaagd had maar die hij nooit te pakken had gekregen, ging er altijd in als koek. Vooral de nieuwbakken KL'ers werden bleek om de neus als de ouwe heer met een droog gezicht en wijdse gebaren de lengte van het monster aangaf en hen verzekerde, dat het van kop tot staart net zo lang was als een spoorwagon en je een grobak in zijn muil kon keren. Hij had het beest zelf gelukkig nog nooit gezien, maar wist van een verre neef, dat ooit een Ogan- nees zijn 2-tons prauw had verloren door één enkele slag van de immense staart van dat gevreesde dier. Wat er van de Ogannees zelf terecht was ge komen wist hij niet, maar daar kon je wel naar raden. Natuurlijk was het ver haal van de monsterkrokodil in de loop der jaren een eigen leven gaan leiden. Het beest werd steeds groter en de jammerlijk omgekomen slachtoffers waren niet meer te tellen. Dat was een van de voornaamste redenen, waarom de jongens zich liever niet in de buurt van de Oemboelan Tengkorak ophielden en zelfs bij het vernemen van de naam van dat beruchte moeras al schichtig werden. Toen daar eens tóch een prauw patrouille heen moest, was het te voor zien dat dit geen pleziervaart zou wor den. Met het enge verhaal in het achterhoofd peddelden de jongens argwanend om zich heen kijkend door de doolhof van waterplanten en moddereilandjes. Aan hun gids hadden ze een hele goeie, want die was wellicht nog banger dan zij en had alleen dankzij een flinke geldelijke beloning in de prauw durven plaatsnemen. Toch verliepde tocht aan vankelijk naar wens. Een van de jongens, een Zuiderzee-visser, had alras in de gaten, dat de diverse V-vormige sporen, waarvan de peddelaars iedere keer weer de stuipen kregen, veroorzaakt werden door doodgewone vissen. Van lieverlee kregen de jongens wat meer moed, ze grapten over de enkele overvliegende blekoks en heen en weer over het water schaatsende spinnetjes en schenen aldus hun moreel hervonden te hebben. Totdat zij bij het naderen van een flink eiland een dwars doormidden gebroken prauw ontdekten. De twee versplinterde helften zaten verstrikt tussen de war winkel van de mangrove-begroeiing en naderbij komend, zagen de jongens, dat zich in één helft een peddel bevond waarvan het blad eveneens versplinterd was, alsof de eigenaar ermee op iets hards had gemept. Zeer waarschijnlijk moet hen toen dat verhaal over die monster-krokodil weer te binnen ge schoten zijn, want het moreel zakte tot een bedroevend peil en de prauw werd gekeerd. Tot hier en niet verder, moeten zij ge dacht hebben. Doodstil en voorzichtig peddelend om hun aanwezigheid niet te verraden verwijderden zij zich van het eiland. Vanuit hun ooghoeken loer den zij om zich heen en besteedden vooral veel aandacht aan de V-vormige watersporen die, naar het hen leek, nu ineens veel groter waren. Eigenlijk gebeurde er op de terugweg niets bij zonders. Het moet ook aan de fantasie van hun gids te wijten zijn geweest, dat zij min of meer in paniek raakten toen deze een flinkwaterspoorgewaarwerd, dat langzaam maar gestaag op hen inliep. De gids zei niets, maar wees alleen maar met bibberende vinger naar het spoor. Niemand kan het die kers verse KL-jongens kwalijk nemen, dat zij onder die voor hen volkomen vreemde en beslist enge omstandigheden het hoofd er niet bij konden houden en zo spoedig mogelijk naar het veilige deta chement wilden. Eind goed al goed, ze kwamen behouden thuis, al hadden de meesten nog dagen spierpijn van het razende peddelen en moest hun com mandant veel puzzelwerk verrichten om een geloofwaardig patrouille-rap port te brouwen. Pembarab Ibrahim was na het vernemen van hun verwarde ooggetuigenverslagen in de zevende hemel. Hij knorde van tevredenheid, toen een van hen zelfs beweerde het ondier te hebben gezien en met wijdse gebaren aangaf dat het minstens zo lang was als twéé spoorwagons. Het dier was dus weer gegroeid en de betrouwbaarheid van zijn verhaal daar mee bewezen. Of iemand dat monster achtige beest ooit écht heeft gezien, is niet bekend, maar je mag wel aan nemen dat degenen die hem inderdaad hebben gezien, het nooit hebben kun nen navertellen. NIEUWE UITGAVEN Kampdagboeken door Bep Vuyk f 22,50, porto f 2,50 Vaders van betekenis door Marion Bloem f 29,50, porto f 5,50 Kan-niet is dood door Betty Roos f 22,50, porto f 2,50 Kinderjaren in een Jappenkamp. Conse quent in kinderstijl geschreven kamp ervaringen. Ook de tijd daarvoor be schrijft ze heel goed. Indrukken van een Zwervelinge Marie van Zeggelen f 39,90, porto f 5,50 De Hollandse vrouw in Indië. Ingeleid door Rob Nieuwenhuys. Het land van herkomst E. du Perron f 24,90, porto f 7,00 567 pagina's. Eenmalige goedkope herdruk van de autobiografische aan tekeningen van de schrijver. Gordel van Smaragd door Hans Bouma f 14,90, porto f 2,50 Indonesië poëtisch. Heel fijne gedichtjes, heel simpel de essentie van vorm, kleur en geur van Indonesië tekenend. Cirkels in de regen Jop Hulsbus f 29,50, porto f 2,50 Het derde (en misschien laatste) deel als afronding van "En de zon werd rood" en "Verborgen dageraad". Dit boek behandelt de terreur van een on verwerkt oorlogsverleden en Japans herrijzenis als supermacht (1948- 1 989). Het is en blijft oorlogslectuur, niet prettig, maar volgens zeggen wel nodig. Persoonlijke belevenissen van de auteur maken het boek heel leesbaar. Jan Schilt f 29,50, porto f 4,50 Hoe dacht de Nederlandse soldaat? Over de tegenstander, over de bleke heren in Den Haag die volkomen on kundig verreikende beslissingen namen, over hun eigen rol? Jan Schilt diende van november 1 946 tot maart 1950 bij een infanterie- bataljon van de 7 december-divisie op West-Java. Zijn boek is een groten deels autobiografisch verslag van de veertig maanden die hij in Indonesië doorbracht. 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 33