I
Jeugd
herinneringen
uit Jogja
(SLOT) door C.A. Heshusius
Het spook
Op de diverse feestelijke ontvangsten en diners bij zowel de
sultan als de resident of bij de grote civiele maatschappijen,
moesten onze ouders acte de présence geven. Wij als
kinderen moesten beloven dat wij ons dan, alleen thuis, goed
zouden gedragen.
De volgende morgen vroegen wij dan aan onze ouders: "Hoe
was het?"
Vaak kregen we dan van moeder een speciale bonbon die
zij van het feest had meegenomen en die, als men het
omhullende papiertje losmaakte, een klein knalletje en wat
rook gaven, dat waren de zogeheten "pistaches", die zie je
tegenwoordig nooit meer.
Ook hoorden we verhalen van wat een balboekje betekende.
En we hadden pret dat moeder een paar losse extra boordjes
in haar tas had meegebracht naar het festijn. Voorvader, want
in de hitte vielen de hoge stijve boorden van toen na enige tijd
geheel flauw, en moest vader in de speciaal voor heren
ingerichte kleedkamer een paar maal per avond van boord
verwisselen; hij was daar niet de enige.
Taman Sari, het "Waterkasteel", het in de 18e eeuw gebouwde
buitenverblijf van de sultans van Jogja. (foto: I.W.I.)
Tijdens de absentie van de ouders was
het de kunst van de trouwe huisbe
dienden om de kinderen op tijd naar
bed te krijgen. Eens deden zij dat, door
onder de heilige boom op het achtererf
van het ouderlijk huis - de plek waar op
donderdagavond wierook werd gebrand
- als spook te verschijnen. Met een wit
laken, naar wij pas later begrepen. Het
middel was erg effectief, vertelden de
gedienstigen daags daarna aan onze
ouders. Of de oudelui met dit dwang
middel wel zo gelukkig waren, hebben
we nimmer vernomen.
Russisch ballet
Een heel antieke hoek van Jogja werd
gevormd door een ruïne welke bekend
stond als het "Waterkasteel", ook wel
"Tamansari" genoemd. En die gelegen
was - ook nü nog steeds te zien - pal
west van de kraton. Gebouwd in de
achttiende eeuw als vorstelijk lustoord,
met wallen, torens en een vijver met
eiland, werd het in het midden van de
volgende eeuw bij een aardbeving ver
nield en niet meer opgebouwd. In de
jaren twintig van onze eeuw kwam de
bouwval weer wat in de publiciteit toen
een uit Rusland via China gevlucht Rus
sisch echtpaar zich in Jogja vestigde.
Zij - madame Perolowa, we hopen de
naam goed onthouden te hebben - was
afkomstig van de czaristische dans-
6
school uit St. Petersburg en zag na
oorlog en bolsjewistische revolutie ein
delijk weer kans in Indië - en nog wel in
Jogja - haar carrière als professioneel
balletdanseres en - lerares weer ter
hand te nemen. Zij kreeg de nodige
meest Europese meisjes onder haar
hoede en deze lieftallige kinderen stu
deerden klassieke en dalcroze dansen
in, welke werden uitgevoerd in de zeer
romantische omgeving van het Water
kasteel. Een prima decor en dan al die
lieve meisjes in luchtige balletjurken
van witte kant en voile. Aangezien echter
de tropische regenbuien in de middag
vaak spelbreker waren werden de uit
voeringen en uiteindelijkookalle lessen
dan maar gegeven in de toneelzaal van
de sociëteit "De Vereniging".
Naast de meisjes van de balletcursus
trad Madame zelf ook op in solonum
mers, hetgeen begrijpelijkerwijze een
groot en enthousiast publiek trok. En
diverse jongetjes, in de leeftijd van zo'n
acht of negen jaar, mochten op het
toneel bij de uitvoeringen allerlei figu
rantenrolletjes rond het toneel vervullen
onder leiding van de echtvriend van
Madame.
Ook wij behoorden tot die uitverkorenen.
Helaas echter niet voor lang, aangezien
wij eens verstrooid en argeloos zomaar
tijdens een voorstelling dwars over het
toneel hadden gelopen en van pure
schrik, ook nog weer waren terugge
lopen. Nog wel gedurende een solo
optreden van Madame in de dramatische
slotscène van de stervende zwaan.
Waarbij wij dit tragische evenement
ongelukkigerwijs wreed verstoorden
en waarbij in de zaal een niet voor dit
doel geplande grote hilariteit ontstond.
Pianoles
Was ballet in hoofdzaak iets typisch
voor meisjes, met pianoles - dat andere
mode-gedoe destijds in Indië - zat het
anders. Daar moesten wij als jongen
ook aan meedoen, alle protesten ten
spijt.
Zo werden wij twee middagen in de
week naar het klooster van de Ursulinen
gezonden, voorbij het fort en de Java-
sche Bank, alwaar een rossige Ierse non
- dat konden w zo'n beetje onder haar
kap nog bespeuren - ons de beginselen
van het klavier trachtte bij te brengen.
Het werd geen overweldigend succes.
Want bij het aanslaan van een verkeerde
noot placht zij, overigens goed bedoeld,
aan ons oor te trekken. Wij kregen al na
enige lessen rode oorpuntjes en wisten
onze moeder te overtuigen dat we echt
wilden ophouden. Pianospelen hebben
wij helaas nooit geleerd, wat eigenlijk,
achteraf bekeken doodzonde is. Mocht
er aldus aan ons een tweede Rachma-
ninov verloren zijn gegaan, dan is dat
eerlijk niet onze schuld maar die van