Uit de oude Kompenie Kamfer Kist door J. A, Wormser KAMPEREN OP JAVA'S NOORDKUST (1) 12 In de meer dan 82 jaren van ons leven, waarde Moesson-vrienden, hebben wij heel wat merkwaardige reizen gemaakt. En zo hoorden wij tot de eersten die - waar dan ook - met een soort van caravan op reis gingen. Het was alzo in juni 1935, dat wij bij de onvergetelijke Java Motor Club een "aanhangwagen-tevens-tent" huurden, vermoedelijk in Holland gekocht bij de firma Carl Denig, en van dat wagentje heb ik in mijn archief nog een catalogus. Dit wonderlijke geval stamde vermoedelijk al sedert 1 926 uit Amerika (als ik mij niet vergis, wat 't is alles al weer zo lang geleden). Opengeklapt bevatte het 250 kilo wegende wagentje alles wat een moder ne klapcaravan heeft, tot slaapplaatsen en tent toe. Je kon er een ijskast bij krijgen, een hangkast een twee-pits benzine-gas-kooktoestel en dan kostte dit hele zaakje de forse prijs van f 1 1 80,-. Je sliep erop springmatrassen op scharnierende uitklapbedden van 1 90 bij 1 20 centimeter; jawel voor vier volwassen personen. Dat wel! Timken kogellagers draaiden de wielen met banden van 56 inch. De tweede prent die wij u hier te zien geven brengt het kamperen van 1 926 in een klaar en helder daglicht. U ziet er de beide mannelijke kampeerders en hun dames in sportieve, ongedwongen houding vissend, water slepend en kok kerellend. De mouwen fors opgestroopt ten teken dat men in de vrije natuur vertoefde. De kleding sportief en gemakkelijk zittend... ja, lacht u maar... en kijk maareensgoed naar al dat comfort om hen heen. Een formidabele tafel, een kloek fornuis en een aanrecht met wapperende minus cule kook-dingessen... alles ruim beme ten en sterk. Enditalles NIETinzo'n modernezomer land-verhuizing waar u valt over buur- mans scheerlijnen en kinderen. Nee, zomaar in een ruig stuk bos aan een breed water. Vind zoiets tegenwoordig maar eens! Juni 1935 Ergens op het eindeloze witte strand tussen Rembang en Toeban, daar langs het verlaten steppenland waar de oude Postweg van Daendels dicht aan de Javazee komt. Wij hadden onze auto-camp-trailer uit gevouwen in de schaduw na een klein Pandanbosje een eindje buiten een vis serskampong. In de middagbries die straf uit de zee kwam aanwaaien was de warmte draag lijk geweest na de zinderende hitte tijdens onze autorit hierheen. Een verre tocht was het, zo langs die schier einde loze noordkust van Java. Een dor land van steppen en kalkheuvels met hier en daar een poel groenig water, een enkel armoedig vissersdorpje, altijd met zo'n groot kerkhof ernaast waar verweerde houten paaltjes aan weerszijden van een minuscuul heuveltje aangaven dat hier iemand begraven lag, een paar door de zeewind verwrongen kembodja- bomen, vrijwel bladloos met aan de uiteinden van hun grijpende takken de dikke witte bloesems van de dood, die zich pas openden wanneer de zon was ondergegaan om dan hun bedwelmende geur te verspreiden over deze trieste dodenakker. En met die reuk van de doodsbloemen kwamen er dan ook de myriaden zwermen van muskieten, mil joenen legers, zoemend uit de groene poelen van dat bedorven water. Als witte krijtvegen op een immens blauw bord naderden uit de zee de prauwen van de vissersvloot; langs het strand dreven zij voort op de laatste vleugels van de zeewind naar het Wes ten waar- ver weg - de zeven gekartelde toppen van de Moeria vulkaan nog te zien waren. Licht paars, dan blauw en tenslotte bijna grijs in de vallende avond. De Majang prauwen zeilden voor de visserskampong het strand op en in het laatste licht van de dag glinsterden de prachtig gesneden Majangkoppen op die hoge voorsneppen van die grote zeilers. Met het daglicht verdween ook de zee bries om afgelost te worden door de landwind die rookslierten aanvoerde uit de kampongs waar grote smeulende vuren onderhouden werden, heel de nacht door. Droog blad werd daar ver brand, van de klapperbomen en de pandans en dadaps, om de muskieten- heiren te verjagen de anophles en zijn verschrikkelijke malaria parasiet die maakten dat de kampongs alsmaar klei ner werden en de kerkhoven groter. Het klamboegaas dat de open tentflap- pen van de trailer afsloot, bolde zich even in de nachtwind die de geuren aandroeg van de kembodja's en van het droge smeulende blad uit de kampongs. Nu hadden wij die avond de standaard fout van kampeerders gemaakt; te lang en te laat doorgereden. Leverde het rijden met zo'n opzienwek- kende combinatie; auto cum aanhang sel op zichzelf in drukke kota's bereids wat oponthoud op omdat de brave toe schouwers dat fenomeen van zo dicht bij als mogelijk was wilden bewonderen. Het zoeken naar een goed plekje en het opstellen van het hele geval, dèt nam veel meer tijd dan goed voor ons was. En zo wilde het ongeluk nu, dat wij een van de uitdraaipoten van het karretje midden in een rode mieren hoop hadden gepoot. En natuurlijk merkten wij die (lees verder pagina 13)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 12