Memento Mori TUNAS J.G. Yssel de Schepper Alg. Assurantiebedrijf "Argo" ALLE VERZEKERINGEN (vervolg "kompenie kamfer kist") ramp pas toen die uitermate agressieve vechtinsekten onze slaaplakens pas seerden. Het lot wees de man aan, die de poot uit het mierennest moest trekken, waarna met bezem en flitspuit ons tegenof fensief werd ingezet, waarna de aftocht - van ons! - kon volgen en hotsend manoevrerend in het duister van al die zware en lagere bomen, vonden wij een plek, die de toets van een grondig onderzoek op alles wat in een tropen- woud des nachts pleegt rond te kruipen, te springen of te schuifelen, kon door staan. Wel bleek de volgende ochtend, dat daar in het donker de achterbrug van mijn brave Plymouth anno 1933, was vastgelopen op een afgezaagde boom stronk. Maar ja, onze auto's konden in die dagen best een stootje hebben. Toen de tent ten tweede male was uitgeklapt, kon de strijd met de kook- primus aanvangen, een gevecht dat zijdens dit apparaat met uitermate wei nig animo en vuur werd geleverd en zelfs het muskietenleger legde het af tegen de dodelijke rookpluim die de primus uitbraakte. De strijd bleef onbe slist, want beide partijen trokken zich terug, dat wil zeggen; de primus kreeg een trap en onze chauffeur Oedi - ja, wie reed er op Java eigenlijk zonder chauT feur? - stookte ons avondmaal op een fraai houtvuurtje, waarop de rijst gaar en de pannetjes pikzwart werden. Nu zult u zich wel herinneren, waarde lezer, dat het verfijnde kampeerdersmaal in die dagen meestal bestond uit nasi en corned beef. Dus zo ook het onze. Nu "doet" zo'n maannacht-in-de-tropen het altijd fantastisch voor alle totok's die hun eerste reis in de tropen aan het plannen zijn en maar niet genoeg kunnen krijgen van zo'n reisbureau-reclame plaat bewonderen metzo'n stukje maan en zee en klapperbomen... Wij weten maar al te goed dat je in het donker een malaria-muskiet echt niet kunt onder scheiden van een bravere muskiet en dat dus je klamboe er is om er achter te kruipen èn met spoed. Hetgeen die avond in het Rembangse ook geschiedde, nadat de brave Oedi in de Plymouth onder een militaire deken kroop. (wordt vervolgd) Toen ik nog piepklein was woonden wij in Buitenzorg vlak naast het kerkhof in "het papieren huis", zoals wij het later doopten. Het was namelijk een woning van bamboe met wanden van bilik (ge vlochten bamboe), die door mijn groot moeder keurig met vliegerpapier be plakt waren (vandaar het papieren huis). Doordat het huis zo vlak naast het kerkhof lag, waren wij als kinderen al zeer vertrouwd met de dood, al zullen wij er nooit zo diep over nagedacht hebben. Wij speelden op de grafzerken en maakten ons haastig uit de voeten als er een begrafenis binnen kwam rijden. Dan stonden wij uit de verte de prachtige bloemkransen te bewonderen en als de stoet weer van het kerkhof verdwenen was, gingen wij bij het nieuwe graf kijken en soms - ik moet het tot onze schande bekennen - speelden wij dan "begrafenisje". "Death, where is thy sting!"... dat konden wij toen met recht zeggen. Als je dood ging, werd je een engeltje in de hemel, hadden ze ons gezegd, en eerlijk gezegd vonden wij dat een verrukkelijk vooruitzicht. Eens gebeurde er echter iets, wat deze wensdroom van engeltjes in de hemel worden binnen het bereik van mijn zusjes en nichtje Pam bracht. Het drietal had zich namelijk te goed gedaan aan djarakpitten en die waren giftig. Ze waren de kampong ingelopen en hadden de djarakboom met zijn heilloze vruchten ontdekt. Uit de bewerkte pitten of vruch ten wordt castorolie gemaakt, maar on bewerkt schijnen ze erg gevaarlijk te zijn. Hoe dan ook, Lies, Ankie en Pam vonden de noten verrukkelijk en als een oud vrouwtje hen niet ontdekt en haastig naar huis gebracht had, waren ze nu inderdaad engeltjes in de hemel ge weest. Mijn grootmoeder raakte in pa niek en onder veel "Alah tobat... te erg toch, die kinderen!" snelde ze naar de provisiekast en gaf hen elk een glas "goela djawa" (keukenstroop) te drin ken. Daar zouden ze misselijk van wor den en dan kwam het gevaarlijke spul er veilig weer uit, redeneerde ze. Ankie, Lies en Pam genoten van de "obat" en toen ik aan kwam dribbelen om te kijken wat er aan de hand was, zeiden ze honend tegen mij: "Lekker, wij gaan naar de hemel, maar jij mag niet mee." Nou, dat vond ik natuurlijk een gemene streek. Als er naar de hemel gegaan wordt wilde ik mee. "Ik wil ook een engeltje van God worden!" krijste ik. En ik bleef wenen en klagen tot mijn nichtje en zusjes begonnen over te geven. Toen vond ik het eigenlijk wel gunstig, dat ik niet mee hoefde naar de hemel... en ik had beslist leedvermaak, toen zij uiteindelijk ook niet bleken te vertrekken naar zaliger oorden. Later, toen wij ouder werden, was het "dood gaan" natuurlijk niet meer zó "in", maar ik weet nog wel, dat toen de eerste films in onze bouwvallige bisco- pen vertoond werden en wij telkens een kwartje moesten offreren om van de rolprenten te genieten. Ankie en ik slim bedachten dat het nu wel makkelijk zou zijn, als we dood waren, want dan konden wij als geesten ongezien mee genieten van de avonturen van onze helden en hoefden onze zuurverdiende zakcentjes niet af te staan aan die geld wolven aan het loket. Ja, als wij niet naast het kerkhof ge woond hadden, was onze opvoeding misschien heel anders gegaan en had men ons de vreze Gods ingeprent voor het verscheiden uit het leven. Opde een of andere manier schijnt dit door de meeste mensen normaal te worden gevonden. Nu moet u weten, dat wij een tante hadden, die helderziend heette te zijn. Wanneer er bij ons in de familie iemand op sterven lag, werd tante Pauline erbij gehaald en die hield dan de wacht. Af en toe mompelde ze: "O, nu is tante Sofie er al, en daar komt Willem.... Ja, nu zijn ze er allemaal... nu zal het wel gauw gebeuren." Ik vond het als kind een zalig idee, dat je door je familieleden en vrienden werd opgewacht. Het leek me zo iets als een heel prettige reünie. En nu....? Tja, als het waar is wat tante Pauline beweerde te zien, dan vind ik het nóg steeds een heerlijk vooruitzicht. Ik zie me dan al jubelend opstaan aan gene zijde om eindelijk mijn moeder weer eens in mijn armen te kunnen nemen. Hoewel...nu ben ik niet bang, maar als puntje bij paaltje komt...? M.L. OHL Kantoor en woonhuis Corn, de Witt- laan 83, Den Haag, tel. 070-35571 72 L. v. Meerdervoort 610, 2563 BN DEN HAAG Telex 32743 Holwe nl, telefoon 070 - 363 89 94-95. telefax 070 - 363 05 52. Uw Indonesië en Verre Oosten reis op de maat van uw beurs en wensen gesneden I Agent voor Europa van P.T. TUNAS INDONESIA TOURS TRAVEL Jakarta Kantoren: Medan, Padang, Yogya, Surabaya, Bali, Ujung Pandang, Bandung, Singapore, Hongkong, U.S.A. 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 21