Planten uit de Tropen
MECHELLA CHAMP AC A - CEMPAKA
Indische Tulpenboom
Familie: Magnoliaceae tulpenboomachtigen
14
boom ontdekt. Het werd meteen voor
mij afgeplukt. Ik heb het vruchtje mee
genomen naar Nederland waar het na
enkele dagen opensprong en er één
pitje te voorschijn kwam. Of het zaadje
kiemkrachtig is moet nog blijken. Ik heb
het vanochtend geplant in een klein
bloempotje na het eerst een nacht in
een glas water te hebben gelegd.
De Michelia Velutina is een boom uit de
Indonesische bossen van het middel
hoge gebergte; wellicht is zij de oor
spronkelijke soort van de Michelia
Champaca. Michelia figo is een sterk
vertakte heester die ook in de sub
tropen voorkomt en afkomstig is uit
Zuid Oost China. Deze heester bloeit
met geelachtige bloemen en heeft aan
de basis van de bloemkroon rode of
paarse vlekjes. Ze wordt bananen struik
genoemd omdat de bloemen enigszins
geuren naar bananen. De gedroogde
bloemblaadjes worden in China gebruikt
om thee te kruiden en om haarolie te
parfumeren.
Bij feestelijke gelegenheden dragen de
meisjes de bloemen in hun haarwrong
(kondé). Voor versiering worden er
kransen van geregen. Bij adatplechtig
heden, huwelijksceremonieën bijv.
worden bloemblaadjes op het bruids
bed gelegd om het te parfumeren. Bij
godsdienstige riten worden de bloemen
in de tempels op de grond gestrooid
samen met melati, rozen en kenanga
bloemen.
Van Cempakabomen en heesters zijn er ongeveer 40 soorten. Alle soorten komen
in de tropen voor; enkele heesters echter groeien ook in sub-tropische gebieden.
Op Java worden heel veel Cempaka's gekweekt om de mooie bloemen, waarvan de
heerlijke geur je al van verre tegemoet komt. De bloemen worden beschouwd als
de nationale bloem van Indonesië en de Philippijnen.
In India komen cempakabomen in de bossen voor. Gekweekte soorten komt men
tegen in tempeltuinen, parken en erven. De hindoenaam "tjempaka' komt uit het
Sanskriet. De Cempaka is familie van de bekende magnolia of tulpenboom die hier
vroeg in het voorjaar haar bloemenpracht ten toon spreidt.
Omdat de bloemen zo bekend en popu
lair zijn in Indonesië heeft iedere streek
haar eigen soortnaam. Zo noemt men
haar in Ujung Pandang "Eja". In Aceh
(Noord Sumatra) "Jempa". Op Java
"Kantil" en in West Java Cempaka Ko
ning. Op Bali "Cempaka kuning" (geel)
en Cempaka puti (wit). De Menang-
kabouers kennen de bloemen als
"Campago"; op Madura staat ze bekend
als "Cempaka gading". De Boeginees
(Z.W. Celebes) tenslotte noemt de
Cempaka "Macela". Maar in het alge
meen wordt ze Cempaka genoemd.
De Cempakaboom kan 25 meter hoog
worden. De rechte stam wordt vrij dik
en de kroon is klein. Om het plukken van
de bloemen te vergemakkelijken worden
cempakabomen gesnoeid. Ze vormen
daardoor veel zijtakken en groeien in de
breedte uit. De boom draagt het hele
jaar door bloemen van januari tot
december.
In het wild niet bekend, maar wel veel
gekweekt, is de Cempaka putih (Micelia
Alba). Deze heeft omhoogbuigende
takken, gladde grijze bast, geelgroene
bladeren en een kegelvormige kroon
(zie foto). Men beweert dat aan deze
boom nooit zaden worden gevormd en
daarom alleen door stekken wordt ver
meerderd. Toch heb ik op Bali in
december van het afgelopen jaar één
vruchtje van de Cempaka putih aan 'n
Jonge boom van Cempaka Putih. Aan deze boom hing één vruchtje dat men
onmiddelijk voor mij afplukte.
Rechts, bloemen van de Cempaka Putih
en Cempaka Kuning, daarboven Carran-
ga. Links, Kembang Kuca Piring van
een vrouwtje aan het strand.