Einde van de rit heeft de cursus weinig resultaat. Dit komt in de eerste plaats omdat het scholingsniveau van de meeste becak- rijders zeer beperkt is. De meesten hebben slechts een paar jaar lagere school doorlopen. Het gevolg is dat ze niet gemakkelijk de toch al overvolle arbeidsmarkt binnen kunnen dringen. Deze vereist al een scholingsniveau van minimaal zes klassen lagere school. Daar komt bij dat het opzetten van een eigen bedrijfje, hoe klein ook, wat kapi taal en organisatie vereist. Terug naar de desa waar ze vandaan komen is voor de meeste becakrijders evenmin een aantrekkelijk alternatief. Het feit dat daar geen werk was, heeft hen in het verleden aangezet de stap naar de grote stad te maken. Hoewel de overheid transport en zakgeld beschik baar heeft gesteld om terug naar het binnenland van Java te gaan, zijn weinig becakrijders daar op ingegaan. Degenen die het wel hebben gedaan, gaven informeel toe, dat ze het meer als een voorlopig uitstapje zagen. Een en kele reis zou het zeker niet worden. Van de duizend becakrijders die aan de uitnodiging van de overheid naar hun dorpen terug te keren gehoor hebben gegeven, is volgens schatting de helft al weer terug. De meeste becakrijders en eigenaars van becaks zoeken nu ijverig naar mogelijkheden om aan het bestaande becakverbod te ontkomen. De meesten zoeken hun toevlucht voorlopig tot om liggende plaatsen als Tangerang, Bekasi en Bogor. Veel becakeigenaren hebben hun vervoermiddel daar naartoe ge bracht in de hoop dat, zoals in het verleden gebeurd is, de controle weer verslapt en ze vervolgens de becaks weer terug kunnen halen. Anderen hebben hun becakaan belang stellenden in die omringende plaatsen verkocht en het geld gebruikt voor de aankoop van fietsen en motorfietsen. Deze worden dan als 'ojeg' verhuurd. Dat zijn fiets- en bromfietstaxi's, waarbij de passagier bij de berijder achterop zit. De meeste becakrijders hebben in tegenstelling tot de becakeigenaars minder keuze. Een gedeelte van hen probeert nu in Bekasi en Tangerang aan de kost te komen. Het gevolg is dat in deze satellietsteden het aantal becaks de afgelopen tijd is verdubbeld. Het probleem is zo groot dat de gemeentelijke overheid van beide plaatsen grote borden met ver boden voor becaks erop bij de invals wegen uit Jakarta heeft neergezet. In de praktijk hebben de borden weinig effect, omdat ook de politie in beide plaatsen weinig controle uitoefent. Daar komt bij dat bij het betalen van een paar duizend rupiahs verdere vragen achterwege blijven. Is het werk van een becakrijder werkelijk onmenselijk? Ik stel deze vraag aan Pak Basir en Pak Anang, die al vijftien jaar becak rijden. Ik ontmoet hen vlak bij de grote textielmarkt in de wijk Tanah Abang, een van de dichtstbevolkte wijken van Jakarta. Pak Basir en Pak Anang, beide afkomstig uit Midden- Java, beginnen te vertellen dat de mees te van hun collega's hun becak al kwijt zijn. Vandaar dat het eethuisje waar we even met elkaar praten nagenoeg leeg is. Het eethuisje was de plaats waar de becakrijders altijd bij elkaar kwamen om bij te komen van een rit. Niets onmenselijks "Becakrijden heeft niets onmenselijks", zo beantwoorden ze mijn vraag. "We hebben door omstandigheden geen noemenswaardige scholing gehad, meer dan onze spierkracht aanbieden kunnen we nu eenmaal niet. En in ons dorp is geen werk, dus veel keuze hebben we niet. Toch vinden we dat we beter af zijn dan iemand die als klerk bij de overheid werkt of fabrieksarbeider is. Want onze verdiensten zijn zo slecht nog niet. Gemiddeld verdienen we per dag zes gulden, waarvan we een gulden als huurgeld af moeten staan aan de eige naar. Dat betekent dat we per maand zo'n honderd gulden verdienen. Een klerk of fabrieksarbeider verdient iets meer dan de helft en doet de hele dag eentonig werk. Daar komt bij dat we vrij man zijn. We hebben geen baas, die zegt wat we moeten doen. Willen we een dag later beginnen of wat langer doorrijden, dan kan dat allemaal. Een taxichauffeur heeft het in principe veel zwaarder. Deze draait voor alle benzine en kleine reparatiekosten op, moet vijf tig gulden per dag storten en is vaak gedwongen achttien uur achter elkaar door te rijden. De gouverneur moet ons maar eens uitleggen, wat nu onmense lijker is", aldus Pak Basir en Pak Anang. Twee dagen later, als ik door de Tanah Abang wijk rij, zie ik dat de weg naar de markt met vrachtwagens van de ge meente is afgesloten. "Ada razia becak", hoor ik roepen. Het team van de gou- (lees verder volgende pagina) 1 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 17