We zijn er geweest
INDISCH DOCUMENTA TIE CENTRUM
ACHTER DE SCHERMEN
BU DE VOORPLAAT (Foto: Harry van Lawick van Pabst)
Er is wat veranderd in mijn leven sinds Poentjak, Puntjak, tenslotte Puncak werd.
Naar de Poentjak ben ik als Oosthoeker voor de oorlog nooit geweest. Jaren later,
tijdens de politionele acties wel, per legerjeep in een rotvaart. "Bloedlink", volgens
Jantje van der Puil, onze weergaloze chauffeur, die kans zag met 80 kilometer een
erf op te stuiven en voor de stoep te stoppen. Tjisaroea, Tjipanas, Jantje gaf
plankgas tot hij de pas voorbij was. Wat luitenant Baron van Heeckeren van
Molencaten flegmatiek deed opmerken: "Ik prefereer een kopschot boven
vermorzeld in een ravijn te liggen".
Genoten van het uitzicht van de Poen
tjak? Niet echt. Bergen, vulkanen, heu
vels, we leefden erop, ertegenaan,
ertussenin. Als je in de vlakte woonde,
ging je de bergen in voor een koude
neus. Als je in de bergen woonde,
daalde je af naar de vlakte om vertier te
zoeken in de grote stad, in zee te
zwemmen of het zo warm te hebben,
dat je weer blij was die koude, menthol-
achtige berglucht in te ademen. Je was
weerthuis in Garoet, Soekaboemi, Sala-
tiga of Batoe. De geur van de Marygolds
en daon Loentas, van djeroek keprok
en koffiebloesem, of karang en gedroog
de vis, die duizenden andere geurtjes
en luchtjes, ze bepaalden de plek waar
je woonde. Toeristen bewonderen en
gsr.iettn, vroeger woonden we cr alleen
maar en waren gelukkig in ons huis en
met de omgeving.
In de '50-er jaren ben ik wel eens met
de kinderen naar de Puntjak geweest.
Gegeten in een restaurant, gewandeld,
terwijl de kinderen een zwembad in
doken en paars van de kou na een half
uurtje weer de kleren aantrokken. Neen,
ze zwommen liever in Manggarai.
Drie jaar geleden zag ik de Puncak terug
met zoon en kleindochter. Wat een
schitterend uitzicht, wat een panorama!
We kochten vruchten bij de vruchten
stalletjes en lunchten in het bekende
stampvolle restaurant. De nevels verloren
hun doorzichtigheid en werden regen
wolken. De regen kwam, even voorspel
baar als een daverend applaus na een
goede show. Een show van zon, kleuren
en geuren. En lawaai. Het getoeter van
auto's en busjes, mensen die luid spra
ken, namen noemdem en tawarden.
In het restaurant hoorde ik Nederlands,
Engels, Indonesisch.
Ik stak mijn hand buiten de luifel om
de regen te voelen en zei tegen de
kinderen: "Zullen we maar verder gaan?"
Onze trouwe Achmat wrong ons bus
je uit de parkeerplaats, we draaiden
de kletsnatte weg op. We waren op
de Puncak geweest. Net als die miljoe
nen toeristen voor ons. Als men vraagt:
"Ben je nog op de Puncak geweest?",
dan kan ik ja knikken. Zoals ik ook met
de hand op mijn hart kan zeggen, dat ik
de Borobudur heb gezien en in Tjipanas
heb gezwommen.
Meer toeristische attracties kan mijn
gemoedsrust niet aan. Met duizend
wildvreemde mensen in een bioscoop
of concertzaal z tten, allé, maar niet die
menigte in mijn huis, uitleggen hoe
mijn fornuis werkt, waar mijn lievelings
boeken staan en welke kast ze niet
moeten openen omdat de schuwe kater
erin zit.
Zo werkt mijn gevoel ten aanzien van
Indonesië nog steeds. Een huis dat ik
achterliet, geen opgeborgen herinnerin
gen of bittere rancunes. Maar feiten.
Vooroorlogse-naoorlogse, vreugde, pijn,
verdriet, angst, woede, teleurstelling,
afscheid, weerzien, een leven. All in,
inclusief.
Als toerist ben je toeschouwer met een
reisgids, een taalgids, een paspoort en
een retour-ticket.
Met geen mogelijkheid kan ik Indo
nesië zo weerzien.
Misschien ben ik toch niet de enige.
Een poos geleden stond een jongeman
in onze boekhandel. Hij kocht een
logeeradressenlijst, vertelde dat hij in
Het Indisch Wetenschappelijk Instituut (tel. 070-354 55 01)
en
het Indisch Familie Archief (tel. 070 - 351 26 02)
werken voortaan samen onder de naam:
Het adres is Prins Mauritslaan 36, 2582 LS DEN HAAG en de
openingstijden zijn maandag t/m donderdag van 09.00-14.00 uur.
Bovendien elke eerste zaterdag van de maand van 09.30-12.00 uur,
maar dan uitsluitend na telefonische afspraak.
Nu in dit nummer van Moesson een uit
gebreide foto-reportage staat van de
opening van het I.D.C., is het passend
om hier eens een foto af te drukken van
de man die eigenlijk nooit op foto's
staat, gewoon omdat hij het is die ze
meestal maakt. Maar meer dan dat: hij
.3 typi SC h de man van aohiei ue scher
men en u weet, mensen die daar ver
toeven zijn niet het meest onbelangrijk.
Nu dus even vóór het scherm: Mark
Boon, eindredacteur en technische
man van Moesson.
Als u bijvoorbeeld vindt dat Moesson er
zo mooi, leuk en aardig uitziet, dan
hebben we het over de opmaak en dat is
zijn werk, evenals het met gereedschap
de trappen op en afvliegen wanneer de
bouwkundige of technische staat van
ons kantoor of onze winkel haperingen
vertoont of dat dreigt te doen. En dat de
boekhandel-toko en de vertrekken van
het I.D.C. er bepaald ordentelijk uitzien,
is ook een staaltje van zijn achter-de-
schermen werk.
Nu is Mark nog volop, en ik hoop voor
ons nog heel lang, in de running en
daarom laat ik het hier maar bij. Ik wilde
alleen maar zeggen dat ook bij Moesson
en het I.D.C. mensen achter de schermen
belangrijk werk verzetten. R
Makassar was geboren, daarna ge
woond in Jakarta, op zijn zestiende naar
Nederland gekomen.
"Als ik in Jakarta ben, dan ken ik niets
terug. Dat is niet erg, want er zijn zoveel
nieuwe dingen te zien. Maar als ik
buiten ben weet u, dan ben ik het liefst
alleen. Misschien vindt u het raar dat ik
het u vertel mevrouw, maar als ik op de
sawah of op de tegallan loop, door de
desa's, dan begin ik te huilen. Daarom
ben ik het liefst alleen. Dat begrijpt men
immers niet".
Ik wel mijnheer.
LD
2