Bruidskist. Rood en zwart gelakt met verguld snijwerk. Palembang, 19e eeuw. Museum Nusantara, Delft. lezen we dat hij Chinese stoelen, tafels, kasten, hemelbedden, kaarsenstan daards, altaarkastjes enz, bezat. Nu is dit niet zo heel verwonderlijk maar veel Nederlanders daar bezaten ook Chinese meubelen en wel hoofdzakelijk stoelen. In de Portugese Buitenkerk (Gereja Sion) staan nog steeds dergelijke 1 8e eeuwse stoelen. Voor het merendeel werden de meubelen ter plaatse vervaar digd. Import kwam tot in de 20e eeuw voor, zelfs gehele hemelbedden werden uit Zuid-China geïmporteerd. Daarnaast werden meubels of via Batavia of direkt naar Europa met name Engeland ver scheept. We komen nu op een interessant aspect nl. de ontwikkeling via Chinese voor beelden van twee Engelse meubeltypen. Als eerste de in die tijd modieuze Engelse stoel, met gebogen voorpoten en in de rug een plank tussen twee stijlen, heel vaak Queen Anne stoel genoemd, verdrong in korte tijd in Nederland en een aantal andere Euro pese landen de stoelen met gedraaide en getordeerde geledingen. Veel werd ingevoerd maar nog meer nagemaakt en soms als origineel Engels werk ver kocht. In Batavia werd deze mode ook nagevolgd en de Chinese meubelmakers maakten dus niet alleen puur Chinese maar ook de getransformeerde Chinese stoelen. Geheel anders is het verlopen met de Engelse toiletspiegel, "dressing-glass", een klein ladenkastje met een verstel bare spiegel erboven gemonteerd. Dit type vond in Nederland in het geheel geen navolging terwijl in Midden- en Oost-Java, Madura en Sumatra zeer veel van dit soort meubeltjes zijn ver vaardigd. In het algemeen zijn vooral de Madurese toiletspiegeltjes overdekt met te zwaar floraal en vegatatief snij werk. Hiertussen werd veelvuldig het Chinese swastika motief aangebracht. De toiletspiegeltjes met iets minder zwaar en ajour snijwerk zijn afkomstig van Palembang. Omdat er geen oude 1 8e eeuwse exemplaren bekend zijn is de juiste ontwikkelingsgang niet vast te stellen. Vermoedelijk zijn ze toch wel direkt uit Chinese voorbeelden ontwik keld. Een meubel dat een belangrijke rol speelde in de Indonesische samenleving was het bruidsbed. Oorspronkelijk was het Javaanse bruidsbed mogelijk een architectonisch onderdeel van het huis. Een enkele oude beschrijving geeft aan dat het een verhoging is, met een door pilaren gesteunde textiele kap erboven. In het algemeen werden plaatsen van belang, bijvoorbeeld tijdens festivitei ten, overdekt met een baldakijn van sits. Het Javaanse bruidsbed bij de hogere Javaanse standen is zowel in vorm geving als decoratie sterk door het Chinese hemelbed beïnvloed. Inde 1 9e eeuw zag men in de huizen van Indone siërs, ook die van Chinese afkomst, meer en meer bedden in de neo-classi- cistische Raffles-stijl. Dit meubilair werd in Japara, Semarang en Soerabaja van het daar overvloedig voorkomende djati hout, veelal in Chi nese meubelmakerijen geconstrueerd. Het werd niet gekleurd in tegenstelling tot de eerder genoemde meubelen die roodgelaktwaren met verguld snijwerk. Lakwerk meubelen van China en Viet nam werden ook naar Batavia ver scheept, de eersten waren relatief dure objecten, die eigenlijk alleen de rijkere ingezetenen van deze stad zich konden permitteren. Het Vietnamese werk be stond vooral uit kleinere voorwerpen als doosjes en dienbladen. Zeer bekend zijn de Coromandel lak schermen, genoemd naarde zogeheten zuid-oost kust van India vanwaar deze Chinese schermen verder naar Europa werden vervoerd. De toevoeging Coro mandel dateert nog uit deze eeuw. Oorspronkelijk werden dezelfde scher men als "Bantam werk" omschreven omdat Bantam ooit als doorvoerhaven dienst deed. In Batavia waren vele Chinese lakwer- kers. Van hun produkten is echter niets bekend. Denkelijk zal veel lakwerk in particuliere en openbare verzamelingen voor Chinees doorgaan terwijl dat in werkelijkheid in Batavia is gemaakt. Het Palembangse lakwerk dat wij nu zo Kistje met zilverbeslag. Batavia, 18e eeuw. Stichting Cultuurgeschiedenis Neder landers Overzee (adres: Rijksmuseum, Amsterdam). 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 30