30,20,10 JAAR
geleden geschreven
MA MAISON EN BILIC
Ma maison est comme ma vie
en bilic.
Des lattes fines, légères, s'entre-
croisent:
Des lattes délicates, sans avenir,
sans passé.
Ma maison en bilic est comme
mon coeur, ajouré,
Pour que le soleil et le vent
puissent le transpercer
De ses lueurs et de son souffle.
Ma maison en bilic est comme
mon ame,
Entièrement aérée par le souffle
divin.
Ma maison en bilic est comme
le souvenir
Elle ne dure pas.
Ma maison en bilic est comme
la tendresse
Elle ne pèse pas.
Ma maison en bilic est comme
ma pensee,
Ouverte jour et nuit a tout passant.
Ma maison en bilic est comme
ma patrie:
II faut la soigner.
Qui possède une maison en bilic,
doit la surveiller:
Le feu l'atteint, la pluie la transperce,
Les petites fourmis blanches et
brunes se faufilent.
Ma maison en bilic ne dure pas
Elle est comme ma vie.
(uit: "Java en Poèmes" door Alia
Baud)
(Tong-Tong, 15 juli I960)
EEN LES
Het hele werk van Tong-Tong en de
spirit ervan zitten besloten in twee
woorden: "Poekoel teroes!"
Want als je op een schoen en een slof
in Holland aangekomen bent na
ALLES verloren te hebben in Indo
nesië, maar je voelt dat je door en
door Indischman bent en dit zal
blijven tot je dood toe, leef dan zo en
Poekoel Teroes!
Ook al wordt je gauw gewaarmerkt
als een koloniaal. Wees niet bang en
Poekoel Teroes.
Als niemand naar je luisteren wil
omdat je immers tóch "voorbij"
bent, Poekoel Teroes.
Als veel vrienden je verlaten of
verraden, Poekoel Teroes!
Als je zó constant verkeerd beoor
deeld en veroordeeld wordt, dat je
bijna twijfelt aan je verstand, Poekoel
Teroes.
Al lacht je eigen Indische wereld je
uit, Poekoel Teroes.
Al maak je wanhopig slechte vorde
ringen en iedereen zegt: Zie je wel,
het lukt toch nooit, schud je hoofd
en Poekoel Teroes!
Als je vaderland én je moederland je
de rug toe keren, zeg koppig:
Poekoel Teroes!
Als je aanvankelijk misstappen en
vergissingen maakt en iedereen zegt:
"Schei er nou maar mee uit, je deugt
niet voor je mooie doelstellingen"
luister niet en Poekoel Teroes.
Als je zoveel fouten maakt, dat vele
van je beste vrienden je de rug toe
keren, Poekoel Teroes.
Als je zó bedolven wordt onder valse
lasterpraatjes en verdachtmakingen
dat je bijna stikt, Poekoel Teroes.
Als je inziet dat je nauwelijks een
living maakt en je toch heus voor je
gezin en je ouwe dag een verstandige
andere weg moet kiezen, blijf bij je
eerste inzicht en Poekoel Teroes.
Als je merkt dat het werk toch te
veel voor je is en krachten en tijd
gaan ontbreken, Poekoel Teroes.
Als ziekten en kwalen je gezondheid
ondermijnen, Poekoel Teroes!
Als de hele wereld belooft te ver
gaan zoals destijds je Indische wereld
verging, Poekoel Teroes.
Zelfs als de Dood geen verre ver
schijning is, maar een nader tredende
realiteit, Poekoel Teroes!
Denk aan je vrienden van nu en aan
de kinderen van die vrienden in de
toekomst en Poekoel Teroes.
Want als je alleen bent en zonder
enige steun of zekerheid óf veilig
heid, dan kan je niet anders dan leven
met het Licht van het Verleden en
het Licht van de Toekomst. Dan ben
je een waar Kind van het Morgen
land en leef je met de eeuwigheid
van elke terugkerende Dageraad.
Er is geen einde en er is geen verlies.
Het doel wórdt bereikt.
(Tong-Tong 15 juli 1970)
DANKBAAR
De oude man zit ineengedoken in zijn
stoel bij het raam en staart naar
buiten; stil, mijmerend. Hij is zó
broodmager, dat hij haast dubbel
gevouwen lijkt te zitten, zo met het
ene been over het andere geslagen
en de armen over elkaar. De tjette-
rende mussen en de zang van een
djalak in een nabije boom hoort hij
niet, het suizelen en ritselen van
wind en bladeren ook niet. Toch
weet hij dat de geluiden erbij moe
ten zijn, want heel vroeger, lang
geleden kon hij nog horen. Hij
mompelt iets onverstaanbaars, een
zweem van een glimlach om de
mond, als een zwerm duiven voorbij
vliegt in een schijnbaar gehaast
tempo. Ouwe Pang is langzaam maar
zeker zo geworden het laatste jaar;
hij weegt misschien nog maar vijftig
kilo.Zijn lichaam is gesloopt door
een ziekte die niemand schijnt te
kennen; ook de doktoren niet, en
dat zijn toch hele knappe mensen. In
het afgelopen jaar is Pang twee keer
in het ziekenhuis geweest. Voor
niets, lijkt het wel. Pang verlangt
naar saté, naar nasi goreng,of des
noods een stukje gudir, maar.... het
gaat niet.
Hij kan wel kauwen hoor, en zijn
eten doorslikken ook, maar dan
weigert zijn slokdarm verdere mede
werking en laat het voedsel amper
door. Die slokdarmvernauwing is
oorzaak dat zijn zachtgekookte eten
nog eens door een zeef moet worden
gehaald voordat hij het kan nuttigen.
In de loop van de tijd is het kwan
tum ervan teruggelopen tot een
zestal eetlepels dunne, vloeibare
soep of pap, méér verdraagt hij
gewoon niet. Hij doet wel een uur
over zijn maaltijd; het gaat niet
vlugger, ook al wil hij graag. "Blijf
njangsang", legt hij uit, terwijl hij
over het borstbeen wrijft.
"Pa-ang!" roept een stem door de
kamer. Hij hoort de roep slechts
vaag - of komt het door de lucht
trilling van de plotselinge klank in
de stille kamer? - en draait zich om.
Hij kijkt de spreekster aan, en ziet
meer dan hij haar hoort zeggen:
"Jouw obat al?" Hij knikt en zegt:
"Al". Ze schuift het bord gezeefde
soep naar hem toe; de bodem is er
geen centimeter mee bedekt.
"Dank je, Leen", zegt Pang, en gaat
er recht voor zitten. Hij verschikt
het bord nog iets, vouwt zijn handen
samen, en buigt het hoofd. Pang
bidt. Kirrend vliegt de zwerm
duiven weer voorbij, rusteloos woelt
de wind door de bladeren van de
bomen, en hoog tegen de blauwe
lucht jagen de wolken voort met
onbekende bestemming.
(Moesson, 15 juli 1980)
25