O gaf Non niet de kans om over de heg die de achtertuinen scheidde, kennis te maken. Non zag alleen haar slanke figuur en zwaar donker haar dat in golven tot op haar schouders hing. Als zij op het trapje bij de keukendeur een luchtje zat te scheppen, zag Non dat zij grote donkere ogen had in een bijna blank gezichtje, fijn onder het zwarte haar. Ze moest indertijd in Burma de bleke gespannen sergeant onmiddellijk aangetrokken hebben, ze moest zijn hartstocht en zijn bezitzucht opgewekt hebben - maar misschien niet verzadigd. Die waren misschien nooit te verzadigen geweest, ook niet na het huwelijk dat plaats had gehad voor een aalmoezenier van het Britse leger in Burma. Ook niet na de geboorte, een jaar na elkaar, van twee Burmese poppetjes die lief en onschuldig in de achtertuin speelden, soms precies op de plek waar hun vader later een plat zou maken, een vreemd, groot, altijd verlaten plat. Een grafzerk zonder opschrift, zei Non die nooit kon laten zichzelf verhaaltjes te vertellen. Dat was toen, in juni, meer dan twintig jaar geleden. Nog geen twee jaar nadat haar achterburen ingetrokken waren, hoorde Non van een kennis dat de Burmese een kleine sensatie had ver oorzaakt dor plotseling op een dans avond in het clubhuis van de Canadian Legion in het kielzog van haar man een intrede te doen. De sergeant, fletser en stijver dan ooit, had haar mompelend aan verscheidene aangenaam verraste militairen en veteranen voorgesteld en de hele avond was de verstolen aan dacht van de mannen op de verlegen blozende Burmese gevestigd gebleven. "Ze zag er heel aantrekkelijk uit", zei de kennis argeloos, "heel eenvoudig, in donker roze, een prachtig figuurtje en zulke lieve ogenZe zei heel weinig en nog kon je haar haast niet verstaan, ze spreekt zo goed als geen Engels. Hij spreekt met haar in haar eigen taal, is dat niet knap," zei de kennis, nog steeds argeloos, "zodoende heeft zij geen con tact met anderen." Non bezocht zelden het clubhuis van de Legion, maar na het verhaal van de kennis ging zij eens met haar man naar een dansavond in de hoop haar achter buurvrouw te ontmoeten. Hetbleekdat die niet meer verschenen was na de eerste keer. En toch, zeiden de club leden, net zo onergdenkend als de ken nis, ze had zich heel goed geamuseerd. De een na de ander had haar gevraagd te dansen, alleen niet de sergeant. De mannen hadden zich om haar verdron gen; ze had allerlei complimenten ont vangen en er waren schertsende aan biedingen geweest van privé-lessen in Engels Na die eerste en enige avond in het clubhuis zag Non de Burmese alleen als een schim achter de ruiten van haar keukendeur, ondanks het mooie warme weer. Ze waakte angstvallig over haar kinderen; soms opende ze de deur en riep ze binnen, maar ze ging zelfs niet meer op het trapje zitten. Kort daarop verscheen de sergeant in de achtertuin, beladen met gereed schappen. Hij begon een gat te graven, een groot, vierkant gat waar hij al wer kend dieper en dieper in verdween totdat Non alleen zijn hoofd op en neer zag bewegen boven de rand, terwijl zijn schop in onverstoorbaar regelmatige begeleiding zand naast de kuil wierp. Dat nam bijna twee dagen. Hij groef kalm en gestadig, alle gespannenheid scheen plotseling van hem afgevallen te zijn, ondanks het zware werk. Net of hem een grote last ontnomen was en hij voor het eerst vrede met het leven had. Wat hij zo furieus onderdrukt had was verdwenen; een grote, bijna vreugdige kalmte ging van hem uit. Dat zag Non duidelijk wanneer hij uit het gat klom en leunend op zijn schop, zijn bloot boven lijf glimmend van transpiratie, even rustte en een sigaret rookte. Hij rustte werkelijk, ontspannen, kalm, zonder een blik naar zijn naaste omgeving. "Hij zei in de club dat hij een patio ging maken", merkte Non's man op terwijl hij achter haar uit het keukenraam keek en behagelijk koffie dronk uit een reus achtige mok, "maar hij graaft er veel te diep voor. Wat doet de vent eigenlijk En ik zou in zijn plaats dichter bij die boom begonnen zijn, voor de schaduw en de koelteJa, de schaduw en de koelte, dat zou de Burmese wel prettiger gevonden hebben Na lange uren aanhoudend zwaar werk maakte de sergeant cement en vroeg op een zondagochtend, de tweede dag nadat hij begonnen was, zag Non over haar eerste kop koffie dat het plat klaar was, vers gedaan, nog vochtig en prach tig glad gestreken. De sergeant moest tot in de nacht doorgewerkt hebben. Hij had zorgvuldig een heel grote huif van muskietengaas, op vier spijlen gespan nen, over het plat heen gezet om de voortdurend rondzwevende zaadom hulsels van de esdoorn te weren. Heel netjes en heel vreemd, dat plat onder een gazen huif, net een reusachtige wieg. Of net een overdekt Chinees graf zoals Non er zoveel gezien had in haar jeugd. De heerlijke eerste weken van juni van dat jaar dat Non haar leven lang zou bijblijven, gingen over in de drukkende hitte van volle zomer. De kinderen, thuis met vakantie, vulden het huis met hun aanwezigheid, hun eisen en behoeften. In de heetste uren van de middag zette Non wel eens limonade voorde kinderen klaar in de achtertuin in de hoop ook de Burmese poppetjes ermee te lokken, maar die kwamen niet meer buiten spelen. En ook de moederlijke schim achter ruiten van de keukendeur ontbrak. 'Ze zijn met vakantie bij zijn moeder in Engeland", zei Non's man die haar na denkend uit het raam zag turen en als gewoonlijk haar stemming aanvoelde, "hij gaat ze later achterna zodra hij verlof krijgt Non voelde zich onverklaarbaar opge lucht, plotseling bevrijd van een vage, drukkende onrust die haar bezig had gehouden zonder dat ze de oorzaak had kunnen of willen vinden. Natuurlijk, ze waren gewoon met vakantie, bij de moeder van de sergeant nog wel. Inderdaad ging de sergeant later weg om zich bij zijn gezin te voegen, bij zijn moeder in Yorkshire - dat zeiden ze in het clubhuis van de Legion. Maar hij kwam niet terug, ze kwamen geen van allen terug. Het huis werd verkocht, inboedel en al. Waar waren ze heengegaan, na de vakantie? Non's man had niet de moeite genomen ernaar te vragen. Overgeplaatst waarschijnlijk. In het clubhuis ging het verhaal rond dat de Burmese terug gegaan was naar haar eigen land, met achterlating van de poppetjes. Geen wonder, meesmuilden de clubleden, ze kon wel iets beters vinden dan dat stuk sjagrijn waar ze mee optrok. Maken mannen zich ooit bezorgd over twee hulpeloze kleine kinderen die achtergelaten worden? Non wond zich erover op. "Die kinderen", zei ze onge rust tegen haar man, "die zou ze nooit in de steek laten, dat klopt niet." Haar man haalde zijn schouders op. "Ze zeiden zoiets van dat de kinderen bij zijn moeder gebleven waren, in Engeland Hij hield van zijn kinderen, dat had Non wel gezien, hij zou ze wel goed onder dak brengen. Beter dan zijn vrouw misschien. In deze maand juni, twintig jaar later, is Non voorgoed alleen in haar huis waar de dierbare stemmen en geluiden van vroeger nu alleen in haar verbeelding te horen zijn. De zoons zijn haar allang boven het hoofd gegroeid en hebben, de een na de ander, het huis verlaten. De nieuwe achterburen hebben een mooie bloementuin aangelegd, om het plat heen dat nog steeds niet gebruikt wordt omdat het zo vreemd geplaatst is, te ver van het huis af. Het ligt er verlaten, grijs, meer dan ooit een graf zerk, met die bloemen eromheen. Non denkt aan de sergeant in zijn nieuwe gadaante, sereen, vervuld van een ern stige, diepe rust die bijna vreugdevol lijkt en die, evenals de gemartelde span ning van vroeger, aan zijn hele wezen kenbaar is. Ze denkt dat, als de morgen vogel zich helemaal niet laat horen, dat hij misschien de Burmese oorlogsbruid gezelschap houdt met zijn roerend, dapper lied. Om haar te troosten omdat het alweer juni is. 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 35