De erfenis verdient het ten volle Aan het begin van de jaren'70 vond in Amsterdam de oprichting plaats van de Studiegroep voor niet-wes- terse en koloniale geschiedenis, een club van mensen die zich binnen universitei ten en andere wetenschappelijke instel lingen bezighielden met de beoefening van dit terrein van de geschiedenis. Meestal werkend binnen het verband van meer algemeen gerichte vakgroepen en studierichtingen hadden wij er be hoefte aan om elkaar te ontmoeten en over het eigen onderzoek te praten. Ik herinner mij dat het nog heel wat voeten in de aarde heeft gehad om de term 'koloniale geschiedenis' in de naam van de studiegroep opgenomen te krijgen. Het was ook de tijd dat de bij ouderen ongetwijfeld nog wel bekende dr. De Graaf, schrijver van menig artikel in Tong-Tong/Moesson, in een boek recensie schreef dat het blijkbaar zo geworden was dat niemand zich nog met goed fatsoen met koloniale ge schiedenis kon bezig houden. En hij illustreerde dit aan de hand van het versluierende taalgebruik waarvan men zich moest bedienen als gold koloniale geschiedenis als iets oneerbaars. Een prachtig voorbeeld van de impopu lariteit van de term koloniale geschie denis vond ikzelf altijd de naam van de leerstoel aan de Utrechtse Rijksuniver siteit, die door dr. Van der Wal in het jaar 1 968 werd bekleed: zijn ambt was dat van 'Gewoon hoogleraar in de geschie denis der betrekkingen van Nederland (en andere Europese landen) met de overzeese wereld'. Ironisch genoeg ging de rede waarmee de nieuwe hoogleraar zich aan de wetenschappelijke wereld voorstelde overde aktualiteit der koloniale geschiedenis. En ik herinner me dat Van der Wal voor die stelling goede argumenten wist te leveren. Nog even bij het universitaire bestel blijvend wil ik er op wijzen dat de Leidse leerstoel op het gebied van de Neder lands-Indische geschiedenis ingebed is in de wereld van de talen en culturen van Zuidoost Azië en die van de Vrije Universiteit nog altijd als de geschiede nis van de niet-westerse gebieden door het leven gaat. Maar er zijn interessante ontwikkelin gen gaande. Vorig jaar hield, op de 1 ste Indische studiedag, prof. Van Doorn een betoog met als conclusie: 'koloniale geschiedenis mag weer'. En de redac teurvan NRC Handelsblad was erals de kippen bij om dat als kop boven zijn verslag te plaatsen. De dag zelf en die van twee weken geleden, de 2de In dische studiedag dus, stond geheel in het teken van de koloniale geschiedenis. Zelf heb ik in mijn proefschrift uit 1982 koloniale geschiedenis, heel neutraal, omschreven als het vakgebied dat studie maakt van de veelsoortige processen die in de Indische archipel als gevolg van de Nederlandse interventie tot ont wikkeling gekomen zijn. En nog steeds Op deze pagina is de korte rede afge drukt, die de hr. Th. Stevens heeft uitgesproken bij de officiële opening van het Indisch Documentatie Centrum op 29 juni jl. Dr. Stevens is hoofd docent bij de vakgroep Economisch- Sociale Geschiedenis van de Univer siteit van Amsterdam. vind ik dat die studie 'sine ira et studio', dwz. zonder boosheid en vooringeno menheid beoefend moet worden. Ver bonden aan de studierichting Geschie denis van de Universiteit van Amster dam heb ik de ontwikkelingen van nabij kunnen volgen en mijn conclusie is dat de beoefening van deze geschiedenis nog nooit zo n vlucht genomen heeft als tegenwoordig het geval is. In brede kringen bestaat een oprechte belang stelling voor de Indische geschiedenis en om dat aan te tonen hoef ik slechts te wijzen op de meer dan driehonderd deelnemers aan de al eerdergenoemde 2de Indische studiedag van 1 5 juni j.l. De vraag wordt wel gesteld of we hier met een modische trend te maken heb ben of dat er meer achter steekt. Hoe bestendig zal die interesse blijken te zijn? Ik meen dat hier weinig zinnigs over te zeggen valt. Inderdaad lijkt het soms of de belangstelling aan een oudere generatie gebonden is. Maar dat zei men jaren geleden ook al en de jongeren van toen zijn inmiddels de ouderen van nu geworden. En zie ik zelf niet in mijn werk dat elk jaar weer een flink aantal studenten de betekenis van dit aspect van onze geschiedenis inziet en er zich enthousiast in verdiept? Toch is er ook geen plaats voor licht vaardig vertrouwen. Dat de nieuwe serie over Nederland tijdens de tweede wereldoorlog, met inbegrip van de oorlog in Azië, die in het voorjaar voor de televisie is uitgezonden, nauwelijks belangstelling trok uit de leeftijds groepen onder de dertig jaar, stemt toch tot nadenken. Ik meen dat de wijze van presenteren van geschiedenis, waarbij rekening gehouden wordt met het karakter van de groep tot wie men zich richt, ertoe kan bijdragen de belangstelling levendig te houden. Maar ook inhoudelijk kan er nog veel verbeterd worden: de mensen van nu willen zelf hun conclusies kun nen trekken; zij houden niet van voor gekookte standpunten. En ik denk dat daar niets verkeerds aan is. Belangrijk is wel dat de historische stof op duidelijke wijze wordt aangeboden èn veelzijdig, waarbij de verschillende aspecten en diverse standpunten een ruime aan dacht krijgen. Daarnaast beschikken wij tegenwoordig over een schat aan nieuwe mogelijk heden om nog verborgen materiaal naar buiten te brengen. Geluidsbanden met interviews, video-beeldmateriaal dat oorspronkelijk filmmateriaal uit vroeger tijd gemakkelijk en goedkoop binnen bereik brengt. En denkt u eens aan de honderdduizenden foto's die 'het leven in Indië' weer op een andere wijze laten zien. De succesvolle fototentoonstellin gen van de laatste jaren laten de moge lijkheden die dit medium heeft, ten volle zien. Veel en belangwekkend werk is er de laatste jaren door musea en andere instellingen verricht om Nederlands- Indië 'naderbij te brengen'. Veel blijft er nog te doen, ook voor het ontwikkelen van een visie op het verleden van men sen die het oude Indië niet uit eigen ervaring kennen. Ik denk daarbij niet alleen aan de, betrekkelijk, jongeren van de zoge naamde tweede generatie of aan hen die Indië slechts van terzijde kennen. Ook voor ouderen is het van belang om door kennisverwerving een beter inzicht te verwerven in het koloniale verleden en in de achtergronden van het eigen bestaan. Men gebruikt tegenwoordig nogal eens de term 'laagdrempelig', dwz. men neemt aan dat voor sommige mensen de stap over de drempel van min of meer officiële instituten te moeilijk is. Ik voor mij denk dat dit wel meevalt, mits de belangstelling groot genoeg is. Van drempelvrees is bij 'Moesson', mijns inziens, nooit sprake geweest en voor het nu te openen Indisch Docu mentatie Centrum zal die er ook niet zijn. De vriendelijke sfeer ook op deze bijeenkomst staat daar borg voor. Met veel liefde en, ook dat wil ik graag benadrukken, door talloze vrijwilligers, is veel werk verzet om dit tot stand te brengen. Over het resultaat zal iedereen tevreden kunnen zijn. Ik hoop van harte dat het Centrum een brug, een 'Jambatan' naar alle mogelijke belangstellenden, in de eerste plaats jonge mensen, zal worden, de erfenis die hier ligt opgetast, verdient het ten volle. DR. TH. STEVENS 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 6