9
Eigentijdse gravure van de Chinezenmoord in Batavia, die van 9-11 oktober 1740
in de stad woedde.
De Javaanse handelsstand beleefde
een sterke achteruitgang, niet alleen
door het optreden van de Compagnie,
maar ook door de sterke concurrentie
van de Chinezen, die zich steeds meer
langs de kust vestigden.
De Chinezenmoord in Batavia, 1740
Grote aantallen Chinese immigranten
kwamen op het einde van de 1 7e en het
begin van de 1 8e eeuw naar Java. Dit
grote aantal landverhuizers baarde de
regering in Batavia zorgen, vooral het
feit dat de nieuwgekomenen zich ook in
de binnenlanden vestigden, waar de
Compagnies overheid moeilijk controle
over hen kon uitoefenen. Daarom werd
hun de toegang tot het binnenland
verboden. Zelfs in de Mataramse hoofd
stad Kartasoera werd een Chinees
kamp gesticht. In de kuststeden ston
den zij onder jurisdictie van de Com
pagnie, bestuurd door over hen aange
stelde Chinese officieren (kapiteins,
luitenants), en wonend in eigen wijken.
In 1 693 brak onder hen een oproer uit,
dat zich over verschillende plaatsen
uitbreidde.
Vooral in Batavia steeg het aantal Chi
nezen dermate, dat het de regering
begon te verontrusten. Intussen was de
suikerprijs gedaald, daar ook in West-
Indië suikerplantages waren aangelegd
en deze suiker eveneens naar de Euro
pese markt werd aangevoerd. Daardoor
gingen veel Chinese plantagehouders
in de Bataviase Ommelanden failliet en
werden arbeiders werkloos. Door deze
economische malaise konden ook de
nieuw aangekomen Chinese immigran
ten geen werk vinden en kwamen zeer
velen tot landloperij, om zich buiten de
muren van Batavia te verenigen tot ben
den. Zij kozen leiders en beschikten
over wapens. Op 25 juli 1 740 nam de
regering het besluit, alle Chinezen zon
der middel van bestaan op te pakken en
gevangen te zetten, wat grote onrust
teweeg bracht in de Chinese gemeen
schap. Dit werd nog verergerd door het
gerucht dat de gearresteerde Chinezen
als kaneelschillers naar Ceylon zouden
worden gezonden, maar onderweg in
zee zouden worden geworpen.
Na lang aarzelen nam de regering ten
slotte op 5 oktober enige zeer voor
zichtige maatregelen. Nadat aan de
westelijke en oostelijke zijde van de
stad enkele kleine detachementen door
de Chinezen in de pan waren gehakt,
slaagde een legertje van 100 man
onder aanvoering van de toenmalige
Raad van Indië, Van Imhoff, erin de
Chinezen bij Tanah Abang uiteen te
jagen.
Inmiddels deden in de stad Batavia
allerlei verontrustende berichten de
ronde o.a. dat Chineze bendes de stad
reeds binnendrongen.
Dat de overwinning bij Tanah Abang
niet beslissend was geweest, bleek
toen in de nacht van 8 op 9 okt. door de
Chinezen hevige aanvallen werden
gedaan op de Diestpoort, die toegang
gaf tot het centrum van de stad. De
toestand was daar een tijdlang kritiek,
maar tenslotte werden de aanvallers
teruggeslagen. Voor de burgerij van
Batavia en de regering was het een
spannende nacht.
De Raad van Indië vergaderde in alle
vroegte en besloot tot huiszoeking bij
de Chinezen. De G.G. Valckenier had
verdergaande maatregelen willen
nemen, zoals de ontruiming van de stad
door alle daar aanwezige Chinezen,
maar hij werd overstemd. Intussen was
in Batavia paniek uitgebroken en begon
het gepeupel de huizen en winkels van
Chinezen te plunderen en in brand te
steken, waarbij velen van hen werden
vermoord, en 600 tot 700 huizen wer
den verbrand. Ook de regering verloor
nu het hoofd en Valckenier gaf order de
gevangenis en het Chinese hospitaal uit
te moorden.
Toen de rust eindelijk was terugge
keerd, gaven de leden van de regering
elkaar onder hevige ruzies de schuld
van het afschuwelijke gebeuren, een
zwarte bladzijde uit de Indische geschie
denis. Dit leidde tenslotte tot de ge
vangenneming van en het lang slepende
proces tegen Valckenier. Deze werd,
nadat hij reeds in 1 739 zijn ontslag had
aangeboden, op de terugreis naar
Nederland aan de Kaap gearresteerd en
naar Batavia teruggevoerd. Inmiddels
was zijn tegenstander Van Imhoff tot
zijn opvolger benoemd. Hij overleed,
nog vóór de einduitspraak in 1 751 na
91/z jaar gevangenschap, in de cel.
Zeker was hij niet de enige schuldige
aan de Chinezenmoord, waaraan de
regering in zijn geheel door haar
besluiteloze houding en onenigheid
debet was.
Door het wegvallen van de Chinese
middenstand werd het economische
leven van Batavia jarenlang ontwricht.
Aan de Chinezen, die de massacre had
den overleefd, en die langzamerhand
terugkeerden, werd een eigen wijk toe
gewezen, het begin van de grote Chi
nese kamp in oud-Batavia.
In de Bataviase Ommelanden hielden
zich echter nog talrijke rondzwervende
Chinese benden op, en pas in 1741
slaagde men erin heel West-Java te
zuiveren.
Een deel van hen wist naar Midden-
Java te ontkomen, waar ze welkom
waren bij de anti-Compagnies partij. In
deze streken zouden de Chinese troe
belen nog een vervolg krijgen.
De Chinese oorlog op Midden—Java,
1741-1743
In Midden-Java brak toen een opstand
van Chinezen uit, gesteund door Java
nen. Het begon met het vermoorden
van de indigo-makers bij Pati (de indigo
cultuur was bij de bevolking gehaat),
het plunderen van de post Djoeana, het
beleg van Semarang en de inname van
Rembang.
De Chinese opstandelingen werden
heimelijk gesteund door de anti-Neder
landse partij aan het hof van de Soenan.
Het z.g."Chinese" leger dat Semarang
belegerde, bestond dan ook maar voor
een klein deel uit Chinezen. Semarang
werd in nov. 1 741 door van alle kanten
verzamelde hulptroepen ontzet, waarop
Soenan Pakoe Boewono II de Javaanse
hulptroepen uit het "Chinese" leger
terugtrok.
De opstandelingen, gebeten op de Soe
nan, riepen daarop Mas Garendi (een
kleinzoon van de naar Ceylon verbannen
Amangkoerat III) onder de naam Amang-
koerat V tot tegen-Soenan uit. Wegens
zijn verbondenheid met de Chinese
opstandelingen kreeg deze de bijnaam
Soenan Koening (de Gele Soenan).
(lees verder volgende pagina)