OORLOGSDAGBOEK
UITEEN
Op 8 december 1942 besloot ik een "oorlogsdagboek" bij te gaan houden.
"Dagboek" is niet precies een juiste benaming, want er zitten soms weken
tussen de aantekeningen.
Na de oorlog had ik niet de minste neiging het nog eens te lezen; ik deed
dat pas toen mijn kinderen interesse toonden in die periode van mijn leven. Ik
woonde toen - en ben daar nog - in Australië, waar ik vijf kinderen heb, nu
allemaal volwassen. Omdat het Australiërs zijn en dus Engels sprekend,
vertaalde ik het voor ze en 't was een vreemde gewaarwording te lezen wat ik
geschreven had toen ik de leeftijd had van mijn oudste kind (ik vertaalde het,
nu alweer ruim twintig jaar geleden).
Van zo'n afstand - in tijd - bekeken, was het interessant te lezen hoe wij, als
verwende meisjes, die zelden iets zelf hoefden te doen, er ons toch aardig
doorsloegen.
Veel boeken over de oorlog vertellen over de ellende die er ondervonden is,
met illustraties van uitgemergelde gezichten, een afranseling en dergelijke
gebeurtenissen.
De paar illustraties in mijn dagboek zijn ontleend aan een boekje dat Gwenn de
Ruyter de Wildt (nu Gerretsen) voor mij tekende als een van de originele
verjaarscadeau's die wij in het kamp maakten en ontvingen. Haar tekeningen
vestigen de aandacht op de grappige dingen, die er toch ook wel waren. Ik heb
niets aan 't dagboek toegevoegd om het sensationeler te maken, 't was
gewoon een uitlaatklep om allerlei emoties van me af te schrijven en ook iets
dat ik aan mijn vader had willen laten zien. Helaas overleed hij op de dag dat 't
vrede was.
Het dagboek is niet bedoeld om haatgevoelens tegen de Japanners te
kweken, die heb ik zelf niet. Degenen die ons onnodig hebben laten lijden zijn
lang geleden veroordeeld.
Waarom dan terugkijken? Gedeeltelijk om, zoals gezegd, mijn kinderen
deelgenoot te maken van een stuk van mijn leven, waar zij weinig van af
weten. Verder om een kleine bijdrage te leveren aan de vele anderen, die ervan
getuigen dat positie en eigendommen niets te betekenen hebben, vergeleken
met 't gedrag van de ene mens tot een ander.
Ik kijk met dankbaarheid terug op de velen die door hun sterk karakter en
gevoel voor humor gezorgd hebben dat die tijd zonder wrangheid in mijn
herinnering is gebleven.
Door Ingeborg van Epenhuysen-Tuckermann
5 mei '43
Precies een jaar onder de Jappen. Geluk
kig dat we dat 't vorig jaar niet wisten, 't
zou 't moeilijker gemaakt hebben.
Vorige week was 't onderwerp van onze
Engelse conversatieclub (een van de
vele clubs waar we mee begonnen zijn
om onze hersens te stimuleren), "wat is
beter; dat alles wat je bezit in eens
wordt weggenomen, of zoals bij ons,
beetje bij beetje".
Ik was voor 't laatste, veel vrouwen
zouden het te zwaar gevonden hebben
om alles tegelijk te verwerken: de schei
ding van hun mannen, weg uit hun huis,
de internering, bedienden weg, toen
meubilair en andere persoonlijke bezit
tingen afgenomen. Nu zijn we langza
merhand gewend geraakt aan een
andere manier van leven. De verhuizing
van 't grote Pegangsaan-huis naar een
veel kleinere woning met de noodzaak
veel achter te laten, was denk ik wel de
grootste verandering - tot nu toe. Maar
we hadden nog tijd om te wandelen en
we lazen veel en we besteedden uren
om maaltijden te improviseren met de
weinige ingrediënten die er nog te krij
gen waren, crazy!
Nu zijn we al vier maanden in Kamp
Kramat en arme Paps en de andere
mannen al bijna een jaar in de gevan
genis.
Hier gebeurd er nog al eens iets, dankzij
de Jappen. "Je mag alles meenemen
waarvoor je plaats hebt", werd vriende
lijk gezegd.
Natuurlijk nam iedereeen mee wat 't
belangrijkst was, wat 't gemakkelijk
maakte voorde Jappen die met enorme
vrachtwagens langs de huizen kwamen
om gigantische hoeveelheden op te
pikken van waar ze maar zin in hadden.
Eerst radio's, toen frigidaires, lampen,
schilderijen, schrijftafels, tapijten. Een
paar dagen geleden haalden ze honder
den stoelen op. Ik weet niet wat ze
ermee doen, er moeten er nog veel
meer buiten 't kamp zijn.
Omdat Pappa al ons geld op de bank
had gezet (om diefstal te voorkomen)
en dat meteen geconfisceerd werd,
zaten we van 't begin af aan al krap.
Eerst verdiende ik bij met lesgeven aan
gehandicapte kinderen van 't schooltje
van Tante Wies, Mam's zuster, maar
dat is nu afgelopen.
Carla en Margy maakten broches uit
vilt, niet de gewone hoedjes en bloe
metjes, maar grappige paardjes en mui
zen en tegen kerstmis hulst en kerst
klokken om als broche te dragen. Dat
ging heel goed, er is niet veel meer te
koop in 't kamp op dat gebied. We
begonnen toen ook met figuurzaagwerk
en nu is'teen soort winkeltje geworden.
Na kerstmis was 't een beetje stil totdat
prinses Margriet geboren werd in Ca
nada. Ongelooflijk, hoe toch nog iets
van nieuws doorkomt.
Carla ontwierp toen een plaatje van een
boerinnetje met haar armen vol mar
grieten en eronder schreven we;
"Elk wil margrietjes dragen,
meer moet je mij niet vragen
Dat was een geweldig succes, we heb
ben er dozijnen van verkocht en ook een
"schildje" van een oranje appelboompje
met een hek en prikkeldraad er omheen
en eronder;
"Door hek noch prikkeldraad gestoord
Bloeit Oranje lustig voort."
Ik heb daar honderd van gemaakt en
opeens zijn we in 't hele kamp "bekend".
Ons merk is een paletje met "Jan Steen"
eronder.
Er is nu een hoog kawat-hek om 't
kamp. De oorspronkelijke aankondi
ging dat de kampen alleen tot onze
beveiliging waren en dat we er naar
wens in en uit konden is veranderd in:
"vrouwen mogen alleen 's zondags en
's woensdags de kampen uit."
Individuele lessen zijn verboden. Wel
mag de lagere school in 't oude pandhuis
gehouden worden, maar alle lees- en
grammaticaboeken moesten worden
Ons winkeltje....
14