GELD NODIG
Vooraankoop auto, caravan, meubels of vakantie etc.?
Leningen v.a. 5.000,- tot 50.000,-.
Fïnancierïngs Maatschappij SETIAKAWAN
R.K. Europese Jongensschool, Bintaran—Yogyakarta 1933-1934
Staande v.l.n.r.: Rudolf (Nono) Peeters, Evert Schreefel, Wim Hohner, dhr.
Perré. Middelste rij v.l.n.r.: Theo Loevendie, Frits Cordromp (overleden), Maurits
Hehuwat, Jan Pijpers. Voorste rij v.l.n.r.: Paul Lindeboom (overleden), Freddy
Saffri, Chris Weiss (Calif.), Jacobus Daniël. Wie kan mij helpen aan de ontbrekende
namen van deze 6e kl. Lagere School. Hoofdonderwijzer was dhr. Perré.
Reacties aan: Freddy Saffrie, Eikenlaan 23, 7151 WZ Eibergen, tel. 05454-
7 29 19.
veel gedraaid. Na ruim een uur moesten
wij drieën naar onze LBD-wachtpost,
waar we tot diep in de nacht hebben
gekaart om wakker te blijven.
Die avond, vier maart, kwam een groepje
Japanners geruisloos onze stad binnen.
Wisten wij veel: we hadden eerst ge
feest, daarna gekaart, en hadden niks
gemerkt.
De LBD - ons trio in elk geval - heeft de
stad nog een laatste dienst bewezen.
Nadat we waren uitgeslapen gingen we
in de middag eens poolshoogte nemen
op ons hoofdkwartier. De leidingge
vende heren bleken spoorloos te zijn.
Alleen de oude heer Klaassen zat achter
zijn bureau, bijtend op z'n snor. Hij keek
ons verschrikkelijk lang aan en hapte
een paar maal naar lucht voordat hij
plechtig zei: "Jongens, jullie zijn de
enigen hier. Ik commandeer jullie niks.
Ik sméék jullie, willen jullie deze biljetten
ophangen?"
Op die roze biljetten stond dat onze stad
zich onvoorwaardelijk aan de Japanner
overgaf en dat niemand enig verzet
moest bieden.
Met hangende schouders stapten we
op onze fietsen, de stapel biljetten onder
de snelbinder, een paar doosjes punai
ses in onze uniformzakken.
We besloten eerst naar onze wachtpost,
een clubgebouw in een buitenwijk te
gaan. Daar waren ook twintig Engelse
soldaten gelegerd, die in de voortuin,
tussen de palmen, hun luchtdoelge
schut hadden opgesteld. Wij wilden die
jongens, drie, vier jaar ouder dan wij,
even waarschuwen voor de Jap. Onder
weg prikten we met grote tegenzin wat
biljetten op bomen. In de straat van
onze wachtpost zagen we van ver dat er
iets mis was: het geschut stond er niet
meer.
"Waar zijn die Engelsen nou heen?"
klaagde Cédie ongerust, "die moeten
ons toch beschermen?"
We vroegen aan de buren, die zich in
hun schuilkelders hadden verstopt,
waar de Engelsen zaten.
"Er zijn hier al Jappen geweest, heel
vroeg, en die hebben de Engelsen mee
genomen," zei een meisje snikkend,
want één van die jongens was haar
vriend geworden.
"Waarheen?" vroegen we.
"Misschien naar het kanaal," zei ze.
We fietsten naar het afwateringskanaal,
een paar honderd meter verderop. We
zagen geen enkele Japanner die dag.
We reden over een grijze weg, doodstil,
drie uur in de middag, de hete lucht
trilde. Het kanaal had hoge, betonnen
wanden; wij hielden weieens een wed
denschap wie vanaf de wal met fiets en
al in hetwaterdurfdete rijden. Je mocht
je fiets vastbinden aan een lang touw,
anders was je hem kwijt.
We bukten ons. Het water flikkerde.
"Zien jullie wat?" vroeg Peng.
"Ik zie wel wat," zei ik, "daar bij de
sluisdeur."
Aan de andere kant van de open sluis
dreven roze, opgezwollen lijken langs
de kant. De sluiswachter vertelde: "De
Jappen hebben vanochtend vroeg de
Engelsen vastgebonden, de handen op
de rug, en zo, naakt, in het water ge
kiept."
We keken elkaar aan. Hadden we niet
gisteren, en eergisteren, nog met die
Engelsen gekaart? We sloften met onze
vernederende biljetten en onze fietsen
naar het centrum, stoppend bij elke
boom, totdat onze punaises op waren.
We kwamen een groep plunderaars
tegen, die net uit een kazerne de tele
foontoestellen hadden gesloopt. Op het
pleintje, waar onze Chinese kruidenier
zijn toko had, bleven we staan. Verbijs
terd keken we naar de straatlantaarns.
Het werd al een beetje donker. Aan die
lantaarns hingen schimmen. Het waren
plunderaars die door de Japanners met
stukken ijzerdraad waren opgehangen.
We liepen bij de winkelier binnen. Hij
lag dood, een houw met een kapmes
over het gezicht, achter de kassa. Zijn
vrouw en kinderen, die altijd in de
winkel hielpen, waren verdwenen.
Pas toen we buiten stonden, onder de
lantaarns, begonnen we te beven en te
praten. Het was erg stil en donker. Het
licht ging aan, en weer uit.
"Godverdomme," zei Peng zachtjes, "ik
trek mijn uniform uit, hoor, straks hakken
ze ons óók kapot."
Cédie kreunde: "Ik wil naar huis, ik wil
naar huis."
Ik stond te klappertanden. Onder mijn
uniform had ik een onderbroek aan,
meer niet. Ik deed dus alleen m'n rode
armband maar af. De andere jongens
deden dat ook en zo zijn we naar huis
gefietst. We zijn alle drie zestien ge
worden. En nog véél ouder ook.
Dit alles was lang geleden.
Soms, op een reünie, zitten we weer bij
elkaar, kijken elkaar aan, en raken elkaar
even aan, de Drie Musketiers.
Aflossingen v.a. 24 mnd. Ook als u 71 jaar bent
kunt u aanvragen. Kwijtschelding bij overlijden.
Oerlesestraat 150, 5025 DD Tilburg, telefoonnummer 013-35 01 05
17