r' i
Veertig jaar geleden werd het
Koninklijk Nederlands-Indisch Leger
opgeheven
1950 - 26juli - 1990
Door Ch. Manders
Op 26 juli j.l. was het veertig jaar geleden dat bij Koninklijk Besluit het Koninklijk
Nederlands-Indisch Leger1) werd opgeheven, als gevolg van de overdracht van
de souvereiniteit op 2 7 december 1 949 door Nederland aan de Verenigde Staten
van Indonesië. Dit gebeurde tijdens een plechtigheid ten huize vande Nederlandse
Hoge Commissaris in Jakarta, door het bekend stellen van het betreffende
Koninklijk Besluit. Een diep ingrijpende gebeurtenis, een afsluiting van een
tijdperk in de historie van Nederland en van het oude Nederlands-lndië. Een
gebeurtenis, die niet alleen voor de historie van beide landen van ingijpende
betekenis was, maar die zich ook in de levens van degenen, die deel hadden
uitgemaakt van het KNIL en hun families diep deed gevoelen. Nog altijd zijn de
golven, die dit schokkende moment teweeg hebben gebracht, niet geheel
weggeëbt, nog altijd zijn de gevolgen merkbaar.
Met name is dit het geval bij de Zuid-Molukse gemeenschap in Nederland. Na de
souvereiniteitsoverdracht werden vele Zuid-Molukse militairen van het KNIL om
veiligheidsredenen naar Nederland overgebracht en daar gedemobiliseerd. Het
onder hen nog sterk levende ideaal van een onafhankelijke Republiek Zuid-
Molukken is een erfenis uit die tijd.
Het herstel van het Nederlandse gezag
in de Indische archipel na de Napoleon
tische tijd en het Britse interegnum,
verliep niet zonder slag of stoot. Niet
overal was men genegen, het Neder
landse gezag zonder meer te aanvaarden,
en hier en daar (Saparoea, Boni, Palem-
bang) was verzet. Het spreekt vanzelf
dat een georganiseerde krijgsmacht
nodig was, om hieraan het hoofd te
kunnen bieden.
Aanvankelijk vormde de gewapende
macht in Indië, dat vooreen deel bestond
uit plaatselijk aangeworven personeel,
een onderdeel van het Nederlandse
leger. In de periode 1820-1830 be
stond er echter reeds een streven te
komen tot de vorming van een zelfstan
dige krijgsmacht voor Nederlands-
lndië.
De scheiding tussen de Nederlandse
landmacht en die van Indië werd een
feit door het Besluit van Gouverneur-
Generaal Van Den Bosch van 4 decem
ber 1 830 (later bekrachtigd bij Konin
klijk Besluit van 10 maart 1 832), waar
bij een nieuwe formatie werd samen
gesteld, en het Koninklijk Nederlands-
Indisch Leger zijn intrede in de ge
schiedenis deed. 2)
Bij de na de Java-oorlog (1 825-1 830)
gereorganiseerde troepenmacht werden
de schutterijen, de pradjoerits en het
Corps van Sentot gevoegd. De sterkte
bestond toen uit 640 officieren en
21.486 minderen. Verschillende reor
ganisaties werden in de loop der tijd
doorgevoerd. De voornaamste waren
Luitenant-Generaal D.C. Buurman van
Vreeden, de laatste legèrcommandant in
Nederlands-lndië.
die van 1 840 (verdedigingplannen van
G.G. Van Den Bosch), 1922 (t.g.v. de
invoering van de dienstplicht voor Euro
peanen in 1917 en de vorming van
divisies en regimenten), 1925 (t.g.v.
bezuinigingen).
In 1929 bedroeg de totale sterkte
38.318 man, waarvan rond 26.000
De waardering voor het KNIL werd
door Hare Majesteit Koningin Ju
liana in haar dagorder van 25 juli
1950 aldus verwoord:
"Met ingang van 26 juli houdt
het Koninklijk Nederlands-In
disch Leger op te bestaan.
Met die dag eindigt zijn lange,
bewogen en roemrijke historie
van bijna 120 jaren.
Uw vaandels, waarvan er vier de
Militaire Willems Orde verkregen
als hoogste dapperheids-onder
scheiding, toonden de daden van
moed, beleid en trouw, die zo
talrijk zijn geweest in de geschie
denis van het KNIL.
Nooit werd tevergeefs een beroep
op U gedaan. Trouw hebt gij
door de tijden heen Uw plicht
vervuld.
niet-Europeanen. De samenstelling van
het niet-Europese deel van het KNIL
illustreert de raciale verscheidenheid
ervan: 8.731 Ambonnezen en Mena-
donezen, 14.050 Javanen, 1.199
Soendanezen, 126 Madoerezen, 99
Boeginezen, 78 Atjehers, 272 Maleiers
en 1358 Timorezen. Vele hechte vriend
schapsbanden kwamen in deze veel
kleurige gemeenschap tot stand.
In de loop der tijden was de sterkte van
het KNIL met het oog op de geleidelijke
uitbreiding en handhaving van het
Nederlandse gezag in de Buitengeesten
gestadig uitgebreid. Ook toen in de
twintigste eeuw het inzicht baanbrak,
dat met een aanval van een buitenlandse
vijand wel degelijk rekening moest
worden gehouden, werd de totale sterk
te, binnen de bestaande mogelijkheden,
opgevoerd. Tot kort voor de Tweede
Wereldoorlog had het KNIL hoofdzake
lijk een politiek-politionele taak.
Rijk aan roemrijke wapenfeiten is de
geschiedenis van het KNIL geweest,
sedert de oprichting in 1 830. Het is
ondoenlijk in kort bestek al deze wapen
feiten weer te geven, daarom moet een
enkele greep hieruit volstaan:
Bondjol (de zwaar versterkte vesting
van de Padri's op de Westkust van
Sumatra, 1837), Boni (1859-1860,
1 905), Bali 1 846, 1 848,1 849, 1 906
en 1 908 waarbij de inneming van Dja-
garaga nog steeds in de herinnering
voortleeft), de strijd tegen de Chinese
kongsi's op West-Borneo 1850-1 854),
Bandjarmasin (1859-1863), Lombok
(1894), de Atjeh-oorlog (Samalanga,
1880, en Batoe llië, 1901), Djambi
(1905).
Onverbrekelijk verbonden met deze
krijgsverrichtingen zijn namen van aan
voerders als Michiels, de legendarische
22