POIKRIÉ'S PERIKELEN Schrammen en builen Hij was ook in I ndië geweest. Als korpo raal had hij ergens in de buurt van het "Javaanse" kolonisatiegebied Belitang gelegen. In het begin was alles hem goed tegengevallen. De hitte, de heim wee en het naar zijn mening belabberde voer hadden hem danig dwars gezeten. Dat kon niemand hem kwalijk nemen. Bovendien waren de indrukken, die hij op zijn eerste patrouille opdeed, van dien aard dat menig zwakkere figuur dan hij ervoor op de loop was gegaan. Hij deed dat niet, daarom is zijn verhaal waard om verteld te worden. Ere wie ere toekomt. De detachementscommandant achtte zijn mannen na enkele oefenrondjes in de direkte omgeving vaardig genoeg om een echte patrouille te lopen. Aldus de ex-korporaal. Onder leiding van een zenuwachtige sergeant togen zij op pad. Al vrij snel na de start ging het mis, doordat de sergeant een van de vele hoogtelijnen op zijn vooroorlogse staf kaart aanzag voor een pad en zijn man nen na vele uren sjokken weer op het uitgangspunt terugbracht. Dat kostbare tijdverlies was oorzaak, dat de patrouille pas in stikkedonker bij de bosrand arri veerde die zij in de middaguren had moeten bereiken. Na enkele vruchteloze pogingen te hebben gedaan om een doorgang te vinden in de inktzwarte muur van begroeiing, hakte de sergeant de knoop door en nam een koen besluit dat veel stof zou doen opwaaien. Hij splitste de patrouille in twee helften. Groep 1 nam hij zelf onder zijn hoedeen groep 2 vertrouwde hij toe aan de korporaal. Het doel dat de sergeant voor ogen had, was een gewelddadige op mars dwars door de begroeiing, die door beide groepen in zogenaamde con vergerende routes moest worden ge forceerd. Ergens in de verte zouden zij dan weer bij elkaar komen. Waar precies wist de sergeant ook niet, maar dat vertelde hij zijn mannen niet. Toen groep 1van de sergeant dus, zich een eindweegs door de zwart-groene hel had geworsteld, stootte zij tot ieders opluchting op een uitzonderlijk breed pad. Het was tamelijk egaal en de ser geant meende, dat men er makkelijk met een Jeep overheen kon. Daar zij echter geen Jeep hadden, leidde de sergeant zijn mannen monter het pad op en patrouilleerde verder. Wat de sergeant op dat moment niet wist was, dat het pad zich als een enorme, ei vormige lus door het bos slingerde en ongeveer tegelijkertijd van de andere kant door groep 2 werd betreden. Beide groepen waren dus gedoemd om elkaar ergens in het donker tegen het lijf te lopen. Nou was het in dat gebied erg rustig, maar duisternis en gespannen zenuwen zijn twee factoren, die bij- elkaar gevoegd voor flink wat narig heden kunnen zorgen. Zich van geen naderend onheil bewust, stapten de mannen van groep 1 ver moeid, maar met een hersteld vertrou wen in de kundigheid van hun comman dant achter de sergeant aan. Totdat deze plotseling halt maakte en de hele meute tegen hem aan kegelde. Gelukkig hielden zij zich daarbij aan de patrouille consignes en maakten geen gerucht. De sergeant bleef stokstijf staan en trachtte de duisternis met zijn blikken te doorboren. Recht voor hem uit, op slechts luttele meters afstand, ont waarde hij een monsterachtige gedaan te, die de hele breedte van het pad besloeg en tot in de takken der bomen reikte. Volkomen uit het lood geslagen door deze vreeswekkende wegversper ring, zakte de sergeant door zijn knieën en trachtte vertwijfeld zijn gedachten te ordenen en de enorme gedaante thuis te brengen. Midden in deze bezigheden werd hij echter ruw gestoord door een vervaarlijk geluid, dat het midden hield tussen het gerommel van een naderend onweer en de borrelende oprispingen die hij en zijn mannen vaak kregen na het nuttigen van de gedroogde aard appelschijven uit blik. Met een schok tot de werkelijkheid teruggebracht, reageerde hij zoals hem dat tijdens de kaderopleiding was on derwezen. Hij richtte zijn Sten en joeg een half magazijn in wat hij dacht dat midden-onderkant doel was. De ex-korporaal laste een korte adem pauze in om de spanning te verhogen en vervolgde toen zijn verhaal. De gevolgen van dat salvo waren af grijselijk! Het achterste exemplaar van een midden op het brede pad in staande houding slapende kudde olifanten, werd door de scherpe knallen en de pijnlijke steken in zijn achterwerk zo bruusk gewekt, dat het onder een ver ontwaardigd getrompetter tegen de voorman optornde en zo een ketting reactie teweeg bracht, die veel stof deed opwaaien. In minder dan geen tijd sloeg de kudde op hol, groep 1 verstijfd van schrik achter zich latend. Op exact hetzelfde moment hoorde groep 2, hoe ergens voor hen uit na enkele scherpe knallen iets geweldigs op gang kwam. Afgaande op het razend snel aanzwellen der geluiden, moest het ook met een angstwekkende snel heid op hen af komen. Het lichte getril der aarde ontaarde in een regelrecht beven, het bos kraakte en de stilte van de nacht werd aan flarden gescheurd door steeds fellere klaroenstoten. Groep 2 stond als aan de grond vast genageld op het brede pad. Verbijstering verdoofde hun geest. Een massale cavalerie-aanval op een bospad in Zuid- Sumatra! Op het laatste moment, toen het hen scheen alsof de hemel de aarde zou verpletteren, hervonden de man nen de tegenwoordigheid van geest en spoten als een stelletje ontregelde korte afstand-raketten het bos in. Seconden nadat zij een veilig heenkomen hadden gevonden stoof de op hol geslagen kudde over de plek waar zij hadden gestaan. Rond twintig vlees-geworden duivels met het totale gewicht van pakweg tien Bren-carriërs; en de snel heid van een goed afgestelde Matchless. Voorop de kennelijk opperduivel en aan het eind van de colonne dat ene exem plaar met het pijnlijke achterwerk. Toen de stofwolken waren opgetrokken en groep 2 alle takken, twijgen en rode bosmieren (nangkrang) van zich af had geschud en geslagen, werden de neuzen geteld. Niemand ontbrak. Alleen waren de schrammen en blauwe plekken natuurlijk niet te tellen. Na zijn vertelling bleef de ex-korporaal nog even filosoferen over de mogelijke tegenmaatregelen, die hij bij het naderen van die kudde had kunnen nemen. Als commandant van groep 2 had hij zijn mannen misschien moeten bevelen om met veel geschiet en geschreeuw de lawaaischoppers te overdonderen en terug te jagen naar waar zij vandaan kwamen. Maar ja, als de inmiddels alert geworden sergeant dan weer op dezelf de manier had gereageerd, waar wasje dan gebleven? Goeie vraag deze. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 14