Het Indische Leven (d inlandsche bediende, die u van af uw komst als uw trouwe lijf-valet verzorgt, tenminste als hij merkt, dat ge geen vreemdeling in Jeruzalem zijt. Anders wil hij er nog wel eens zijn gemak bij nemen! Hij brengt u des morgens uw koffie, poetst uw schoenen, doet uw kamer en uw boodschappen, zorgt 's middags voor uw thee, vangt 's avonds de muskieten uit uw bed, haalt uw taxi, bezorgt den niet al te solieden alleenrei- zenden jonggezel desgewenscht wat opwekkend gezelschap en zit in den velen vrijen tijd, die hem dit alles toch nog laat, op den drempel van de voor galerij een strootje te rooken en te dutten. In den goeden ouden tijd ging het in de Indische hotels heel anders en heel wat gemoedelijker toe dan tegenwoordig. Een der gebruiken, die nu tot het ver leden behooren, was dat op het borrel uur, waarvoor in Indië (voor de liefheb bers) twaalf uur en zeven uur de sacra- menteele uren zijn, elke gast zooveel borrels gratis kon drinken als hij ver koos. De bitterende hotelgasten zaten dan in de pendoppo in hun wipstoelen om een groote ronde tafel in welker midden zich een gat bevond. Een trap onder de tafels van een der dorstigen... en als een duveltje uit een doosje schoot er uit dat gat een inlandsche djongos met een jeneverkruik omhoog, die het leege glas casu quo de leege glazen weer vulde! Nu echter vindt men in elk Indisch hotel in de pendoppo een bar, waarachtereen inlandsche mixer u een cocktail schudt, die ge wel degelijk moet betalen. I n dien goeden ouden tijd kwamen de gasten ook nog wel eens in groot negligé te voorschijn, tegenwoordig zijn de Indi sche hotels evenals in Europa niet zelden ook centra van het mondaine leven, waar men de dames der uitgaande wereld in fraaie avondjurken kan bewon deren en de heeren in zwarte smokings kan beklagen. En in elk hotel, dat met zijn tijd mee gaat, is tegenwoordig ook al muziek, diner- en dansmuziek, want ondanks de geweldige hitte wordt er onder de palmen minstens evenveel gedanst als in kouder streken, waarover ik later nog wel iets uitvoeriger zal vertellen. Bars, muziek en opgedofte dames. Deze foto zou Bauduin's klaagzang over de "nieuwe" Indische hotels prachtig illustreren, ware het niet dat hij op z'n laatst in 1900 werd gemaakt, dus nog in de "goeie ouwe tijd". (Foto: archief Moesson) "Het Indische leven" is de titel van het boek dat in 1927 werd geschreven door D.C.M. Bauduin. Om(weereens) een indrukte krijgen wat en hoe vroeger over Indië en Indische toestanden werd geschreven, zullen in de komende nummers van Moesson enkele fragmenten uit dit boek worden gepubliceerd. Voorwoord Dit boek wil niet geven literatuur, evenmin diep ingaan op Indische problemen, nog minder Oostersche psyche enzoovoort benaderen, het wil alleen maar zijn wat in den titel ligt besloten, een schildering van het Indische leven, dat wil zeggen van het leven van den Europeaan in Nederlandsch-lndië en van het milieu, waarin hij leeft. Ik heb althans naar dit doel gestreefd door hierachter te geven een reeks van impressies, wel te verstaan journalistieke impressies, waarin zoo veel mogelijk ook practische voorlichting is verwerkt. Zoo zullen de volgende hoofdstukken hem of haar, die van plan is een aantal levensjaren in Insulinde te gaan doorbrengen dan wel het als toerist te bezoeken, van eenig practisch nut kunnen zijn. Maar tegelijk, naar ik hoop, zal dit boek voor diegenen, wier belangstelling om eenige reden naar tropisch Nederland uitgaat, al zullen ze er ook nooit komen, misschien een hulpmiddel blijken om zich van het leven daarginds een beter denkbeeld te vormen Het Indische hotel Het Indische hotel! 0, waarde lezer, laat alle gedachten varen aan Palace-, Ritz-, Claridge- en andere soortgelijke éta blissementen, die gij als bereisde Roel hebt leeren kennen; zet u zelfs vergelij kingen met Centraal in Den Haag uit het hoofd. Het Indische hotel lijkt op alles, behalve op wat gij u voorstelt. Het lijkt bijvoorbeeld nog meer op de bebouwde kom van een dorp, op een net villapark in het klein. Het is een complex van gebouwen meestal gelegen in een ge weldigen tuin of op een ontzaglijk erf. Het centrum van dat complex wordt gewoonlijk gevormd door een één-ver- diepings-gebouw, waarvoor zich een terras uitstrekt. In dat gebouw vindt men dan de pendoppo, hetgeen wij een overdekt terras zouden noemen, plaats waar het gezelschapsleven van het hotel zich concentreert, de leeszalen, de schrijf- zalen, de kantoren, de eetzaal, de keuken. Ter weerszijden van dit zoogenaamde hoofdgebouw liggen dan aaneengerijd de hotelkamers, die ver achter het hoofd gebouw in een halven cirkel zich met elkaar vereenigen. Het geheel is dus een soort van hoefijzer, waarvan het zoo even beschreven hoofdgebouw het mid delpunt is. De hotelkamers zijn vooral in de nieu were en grootere hotels zeer comfor tabel ingericht met eigen badkamers en toiletten en voor elke kamer vindt men de onafscheidelijke voorgalerij, die een Indischman niet zou kunnen missen. In die voorgalerij (een veranda zouden wij ze noemen) drinkt de hotelgast bij het krieken van den dag zijn kopje koffie, daar doet hij zijn correspondentie af, ontvangt hij visite, ligt hij in zijn langen stoel te mijmeren, onderhandelt hij met de ventende kooplieden, die hem dui zend artikelen komen aanbieden, van antieke Chineesche borden tot tanden borstels toe. Bij elke kamer behoort een 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 16