KLANK EN DIASHOW "Indonesië in vogelvlucht" Winkelen In elke Indische stad heeft men tweeër lei soort van winkels, de Europeesche en die, gedreven door vreemde Ooster lingen, door de Britsch-lndiërs, en de Chineezen. Ook die der laatste categorie worden door de Europeanen met hun klandizie begunstigd, misschien nog wel meerdan hun Europeesche concur renten. Want in de Chineesche en Bom- bay-toko's kan men voor zeer vele arti kelen goedkooper terecht en men kan er naar hartelust afdingen, hetgeen het gevoel geeft, dat men een koopje heeft gehad, wat intusschen lang niet altijd het geval is. Wie in Indië gaat winkelen, doet dat nimmer te voet. Het genoegen zou, gezien de buitengewone hitte, zeer twij felachtig zijn. Daarom bewegen de ge lukkige bezitters van een auto zich in hun wagen door de winkelbuurten en het meer bescheiden profanum vulgus requireert een taxi of wel één dier ver schillende soorten van dubieuze inland- sche voertuigen, waarvan ik den lezer reeds heb verhaald, om daarin alle emo ties te ondergaan van onwillige en onge- dresseerde inlandsche pony's, wrakke voertuigen, wegloopende wielen, kus sens meteen levende bevolking en zeer smerige, niets begrijpende koetsiers. Wanneer de lezer er dus niets op tegen heeft, zullen wij een der tallooze rond rijdende en op een vrachtje azende taxi's aanroepen. Voor den bescheiden prijs van drie gulen per uur staat ons dan terstond een mooie glanzende zeven- zitswagen ten dienste en naar Indischen trant vleien wij ons daarin zoo gemakke lijk mogelijk met de voeten op de tra- pontins bevallig neder en laten ons rondrijden en winkelen, totdat het ver langen naar een ijskoud glas van het een of ander te machtig is geworden. Wie nu als nieuweling gaat winkelen, staat voor tal van eigenaardigheden, waaraan hij eerst zoo'n beetje dient te wennen, alvorens ze na verloop van tijd met wijsgeerige kalmte te aanvaarden. Daar hebt ge bijvoorbeeld de Euro peesche winkels. 0 zeker, er zijn in indië genoeg hardwerkende midden standers, die van hun zaak maken wat ervan te maken is, er zijn erook, die het een beetje gemakkelijker opvatten, we tend, dat ze toch wel hun vette boterham verdienen, maar beide categorieën moe ten zich noodgedwongen behelpen met winkelpersoneel, dat voor het meeren- deel niet bestaat uit volbloed Europea nen doch gerecruteerd is uit de Indo- Europeesche bevolking. En waar deze brave jongemeisjes en jongemannen ook voor geschikt zijn, niet om als verkoopster en verkooper op te treden, zooals dat naar onze opvattingen be hoort. Ge treedtzulkeen winkel binnen met de bedoeling een bepaald voorwerp te koopen, dat naar menschelijke bereke ning in deze zaak voorhanden moet zijn. Het eerste, wat u treft, is de intense rust, die hierbinnen heerscht. In de koele schemerachtige ruimte wordt door het personeel bijna hoorbaar ge rust. Ge krijgt een onbewegelijke winkel juffrouw in het vizier, die op een stoel zit te peinzen. Eerst wanneer absoluut voor haar vaststaat, dat geen harer collega's zich bij deze gelegenheid denkt te gaan vermoeien, staat zij zelf aarzelend op en wacht zwijgend af. Ge geeft uw wensch te kennen en zonderzich één oogenblik te bezinnen antwoordt de juf "is terrrr niet." Als ge nu een grasgroene nieuweling zijt, dan gaat ge weer heen, doet elders nog eenige malen dezelfde ervaring op en keert terug naar uw huis in de overtuiging, dat het door u gezochte artikel niet in Indië aanwezig is. Maar niet aldus de reeds meergeroutineerde klant. Op het "is terrr niet" van de juffrouw antwoordt dezulke "moet er zijn". En dan gaat de klant zelf speuren en snuffe len, terwijl de juf in haar indolentie terugzinkt of langzaam en zwijgend meewandelt. Daar meent de klant, dat het door hem begeerde zich moet be vinden, laat ons zeggen in een doos, die ongeveer twee decimeter achter het hoofd van de juf op een plank staat. De juf roept nu met een verveeld gezicht "oppas" en een inlander, die ergens in een hoek zat te slapen, maakt zich los, klimt langzaam op een trapje, haalt langzaam de bewuste doos naar bene den en zet ze langzaam op de toonbank. Langzaam opent de juf de doos en haalt er langzaam het begeerde artikel uit. Zij bloost niet, de klant triomfeert niet, och neen, het is alles zoo gewoon, ja. Reeds schrijft de juf haar bon, blij, dat ze van het geval af is, en zit reeds weer op haar stoel. De "oppas" torst bedachtzaam het artikel naar de kassa, het ergste wat de juf nu nog kan passeeren is, dat de klant nog iets anders noodig heeft. Gelukkig, hij gaat weg! Ik herhaal, zoo gaat het dikwijls, zoo gaat het gelukkig niet altijd. En wanneer men nu voldoende op de hoogte is van de eigenaardigheden van dit soort win kelpersoneel, dan kan men in de Euro peesche winkels in Indië meestal wel krijgen, wat men zoekt. In laatste in stantie is daar ook nog altijd de chef of de eigenaar, die in volkomen hopelooze gevallen kan ingrijpen. Pasars Een andere attractie in het Indische leven van alledag en behoorend bij het stadsbeeld zijn de Pasars. Pasar betee- kent "markt" en men vindt ze op allerlei gebied, groentepasars, vischpasars, vruchtenpasars, vleeschpasars enzo voort enzovoort. In den goeden tijd alweer ging de Indische huisvrouw met haar kokki (keukenmeid), mevrouw evengoed als de kokki uitgedost in sarong en kabaai, naar den pasar om de inkoopen te doen voor de eerstvolgende dagen. Die tijden zijn voorbij. De moder ne huisvrouw, als zij tenminste nog aan zulke huishoudelijke bezigheden doet, arriveert in haar auto. Die auto wordt besprongen door 'n half dozijn half naakte jongetjes, gewapend met ge vlochten rieten manden, die onder veel misbaar hun diensten aanbieden om inkoopen aan groenten, fruit en andere zaken te mogen dragen, totdat mevrouw met haar tournée klaar is en weer in haar auto stapt. Maar de meeste huisvrouwen laten deze zaak heden ten dage maar aan haar kokki over, die zich daar met verbazende toewijding van kwijt, want van eiken gulden, die de njonja haar voor inkoopen gaf, weet zij altijd wel twee dubbeltjes in contanten of in natura in haar eigen zak te doen verdwijnen. De Indische huisvrouw weet dat heel wel, maar zij zal, als gij haar op dat ernstige feit zoudt wijzen, u antwoor den "soedah", dat prachtige Maleische woord, dat ongeveer alles zegt, dat Maleische "nitchevo", dat land en volk en maatschappij typeert, dat zooveel zeggen wil als "in gods naam, ik weet het wel, wat is er aan te doen, het kon nog erger zijn, niet over tobben, het is een gedane zaak, ik wil er niets van hooren, laat maar." Wie zal in zulk een onverdadig rijk land, in zulk een groote hitte tobben over het verlies van twee dubbeltjes. En al waren het twee gul dens! (wordt vervolgd) Na jarenlang verblijf in Indonesië en de laatste jaren 4 speciale fotoreizen gemaakt te hebben naar dit prachtige land, heeft ondergetekende hiervan een diaserie samengesteld. Het programma bestaat uit 2 delen: vóór de pauze 50 minuten dia's van Java en Bali, na de pauze 30 minuten dia's van Sumatra. De show is uitgevoerd als geprogrammeerd diaporama, d.w.z. "in overflow" met gebruikmaking van 2 projectoren met begeleidende muziek en enig commentaar. Voor groepen van minstens 40 personen van b.v. serviceflats, verzorgings instellingen, culturele verenigingen, clubs, scholen e.d. wordt dit avondvullend programma door ondergetekende aangeboden. Indien u geïnteresseerd bent dan verzoek ik u kontakt met mij op te nemen: J.W.R. DIJKSTRA, Schuilenburgerplein 1, flat B 96 3816 TD Amersfoort, tel. 033 - 72 86 66.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 17