Het Indische leven (2) "Het Indische leven" is de titel van het boek dat in 1927 werd geschreven door D.C.M. Bauduin. Om (weer eens) een indruk te krijgen wat en hoe vroeger over Indië en Indische toestanden werd geschreven, zullen in Moesson enkele fragmenten worden gepubliceerd. In het vorige nummer ging het over hotels, winkels en pasars. Nu laat de schrijver zich uit over het welzijn van het blanke lichaam en de blanke ziel. Hollandsche kinderen in Jan Oost Wat is het Indische land, het Indische milieu voor onze kin deren? Ziedaar een vraag, die al heel wat stof heeft doen opwaaien en disputen heeft uitgelokt en die derhalve door verschillende menschen op geheel verschillende wijze is beantwoord. Er zijn lieden, die apodictisch beweren, dat Indië voor Europeesche kinderen een goed land is, er zijn anderen, die even apodictisch beweren, dat het een slecht land is voor ons kroost. Zooals altijd ligt ook hier weer de waarheid tusschen beide, misschien in dit geval dichter bij het oordeel der laatste groep. Het is moeilijk om over zulk een pre caire kwestie een generaliseerend en definitief oordeel te vellen, omdat er zoveel afhangt van persoonlijke erva ringen. De volgende opmerkingen zijn dan ook geenszins als zulk een oordeel op te vatten, doch geven slechts mijn persoonlijke indrukken en daarnaast eenige algemeene feiten, die voorzover ik weet niet ernstig worden betwist. Voor zéér jonge kinderen is Indië inder daad een goed land. Ik heb dit niet slechts uit eigen aanschouwing begre pen, doch kan mij tevens beroepen op de meening van de deskunsigen bij uitnemendheid, van de doktoren en van de moeders. Dat ligt ook eigenlijk wel voor de hand. Wie een Indische baby in zijn wiegje of mand ziet spartelen, geheel vrij van de ondanks haar moder niseering toch altijd nog eenigszins knellende banden der kleedij van zijn collega's in Europa, terwijl hij ligt te koesteren in de broeikas-atmosfeer van het Indische land en zijn eerste levens jaren vanaf zijn geboorte steeds kan doorbrengen in de buitenlucht op be schaduwde plekjes en nimmer vanwege het klimaat tot kamerarrest behoeft te worden veroordeeld, die zal tot een eenzelfde conclusie zijn gekomen. Daarom ook is de volgende phase voor de Indische babies ideaal. Hun eerste wankele schreden behoeven ze niet te zetten in afgesloten vertrekken, hun eerste wandelingen niet te maken, tot over de ooren ingepakt, door tochtige straten, waar de wind giert om de hoe ken, veel vlugger dan een Hollandsche baby leeren ze loopen en buitelen over het Indische erf, gekleed in het luchtig- ste en gemakkelijkste van alle gewaden, de tjelana monjet, het apenbroekje, het hansopje, dat over het bloote lijf wordt gedragen en dat nog tien jaar lang hun geliefkoosde huisdracht zal blijven. Door deze vrijheid van bewegen en de voortdurende gelegenheid daartoe zijn Indische kinderen over het algemeen veel leniger dan in Europa geborenen en verbazen tijdens hun verlof in het moederland dan ook regelmatig groot ouders, ooms en tantes door hun kat achtige vlugheid. Wat de gebruikelijke kinderziekten betreft, mazelen krijgt een Indische baby slechts zelden, kink hoest verloopt voor hem veel minder onplezierig en ook sneller, roodvonk komt zelden voor, tegen typhus en cholera worden jonge kinderen niet ingeëntdoch kunnen met eenige nauw lettendheid tegen die ziekten zeer wel worden beveiligd, daarentegen komen ingewandsziekten vrij veel voor en lijden ook kinderen niet zelden aan lichte aanvallen van malaria. Over het algemeen kunnen kinderen het warme klimaat zeer wel verdragen en in elk geval veel beter dan volwassenen en is hun algemeene gezondheidstoestand minstens even goed als die van kinde ren in Europa. Ook alweer door de ontzaglijke groeikracht van het tropische klimaat groeien Indische kinderen als kool en blijven dat doen, zoodat zij bij voortgezet verblijf in de tropen veel spoediger uit de kluiten zijn gewassen en in het algemeen, vooral meisjes, veel spoediger lichamelijk rijp worden. Ik zal straks nog gelegenheid hebben erop te wijzen,dat dit laatste intusschen geen onverdeeld voordeel is. Levert dus de gezondheid geen bijzon dere zorgen op, de opvoeding steltvoor moeilijker problemen. Het Indische klimaat en de Indische verhoudingen brengen nu eenmaal mee, dat de Europeesche vrouw tal van werkjes en tal van zorgen, die zij in eigen land zelf ter hand neemt of zich aantrekt, in de tropen over moet laten aan inlandsche bedienden. Zo heeft de Europeesche moeder voor de tallooze extra-zorgen en bezigheden, die de ver zorging van de baby meebrengt, de onmisbare hulp noodig van een baboe. Die baboe is al spoedig het factotum, dat meestal met veel handigheid en rustige bedrijvigheid voor baby's spe- "Wie zijn kind lief heeft, laat het niet aan de baboe over" schreef Bauduin, de man die Nederland wilde voorzien van journalistieke impressies en praktische voorlichting. Mensen uit Indië zeggen anno 1990 met regelmaat nog steeds "ze begrijpen hier niets van ons." Het is goed te weten hoe dat zo gekomen is. ciale diensten optreedt en als zodanig wordt gemonopoliseerd. Tusschen dit en den geleidelijken overgang tot kin dermeid il n'y a qu'un pas! Zoolang baby in de wieg ligt, bepaalt zich dat tot waken, oppassen als de moeder moet uitgaan en dergelijke. Naarmate het kind opgroeit en begint rond te loopen, derhalve ook meer en vermoeiender toezicht noodig heeft, begint de functie van kindermeid zich te accentueeren. Nu komt de baboe in haar element. Als kindermeid is zij, althans wat geduld betreft, niet te evenaren. Honderd en ook twee honderd keer bukt zij om steeds weer hetzelfde voorwerp op te rapen, dat baby bij wijze van spelletje laat vallen. Jongeheeren en jongedmes van drie, vier en vijf jaar bedient zij met de lijdzaamheid eener slavin. Elke kin dergril, elke kindernuk geeft zij gehoor met automatische onderworpenheid, ook wanneer men haar tallooze malen op het verkeerde van haar methode opmerkzaam maakt. De baboe begrijpt niet de strekking van dergelijke paeda- gogische wenken. Het spelende kind op den weg of in den tuin volgt zij schrede voor schrede, elke hindernis ruimt zij op voor het kleine wezentje, dat als een tyran haar zijn bevelen toe schreeuwt en als die niet worden op gevolgd, er met zijn knuisjes op los slaat. Soms, als het jonge kind huilt en niet bedaren wil of als het slapen moet en niet slapen wil, heeft de baboe methodes om het te sussen, die in de inlandsche wereld gebruikelijk zijn, doch die naar onze begrippen weerzin wekkend zijn en die ik hier niet verder kan beschrijven. Maar uit dit alles zal de lezer hebben begrepen, dat wie zijn 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 26