JOHN Zó jammer BU DE VOORPLAAT (Foto: collectie Zus Burger) "Je had oom Ventie, oom Robert, oom Freddie, oom Henk en oom Leo. En je had tante Mien, tante Floor,tante Ida, tante Constance en tante Louise. Oom Willie, oom Bert en oom Jan waren geen echte ooms, maar goede vrienden, maar die werden ook altijd oom genoemd. En tante Marianne, tante Trees en tante Dee ook zo. Oom Frans en oom Cor waren twee kostgangers die heel lang bij opa en oma in huis zijn geweest, in het paviljoen. Oom Frans waszo'n lieve, aardige jongen en hij had zo'n goede baan. Maar tante Constance wilde hem niet. En hij was zo lief, zo lief voor haar. Opa en oma hebben erg veel verdriet gehad toen hij op het laatst maar wegging. Ja, mijn dierbare vader. Nooit was hij boos op ons. Als wij iets hadden gedaan, keek hij alleen maar en dan kreeg je al zo'n spijt. Oma was veel strenger. Ook lief natuurlijk, maar zij was erg kordaat. Wat zij al niet te verduren heeft gehad toen zij een weduwnaar met zoveel kinderen wilde trouwen. En toen zijzelf vlak na elkaar kinderen kreeg, had je haar moeder moeten horen, oma Emmy. Als je de verhalen hoorde van al die herries. En daar bovenop kwam toen dat zij oom Robert en tante Mien heb ben aangenomen. Opa had wel een goede baan, maar hij verdiende niet zóveel. Maar typisch ja, nooit hebben wij tekort gehad, aan wat maar ook. En je had moeten zien hoe oma werd geholpen door tante Mien en tante Floor. En toen op die dag, ik was nog maar zó klein maar ik ben het nooit vergeten, kwam opa vroeg thuis. "Waarom" vroeg oma toen ze opstond. Even later werd ik helemaal de lucht ingetild. Hij had toen een prachtige promotie gekregen. Kort daarop zijn wij verhuisd naar dat prachtig grote huis aan de Oranjeweg. Maar de tegenslagen die wij daér ge kend hebben, ziekten vooral. Zo kassian tante Ida. Wekenlang heeft zij op het randje gelegen. De dokter kwam twee perdag. En oma zag ertoen uit. Ze heeft het gehaald, maar sindsdien had ze die vallende ziekte. Zo jammer, want ze zag er zo goed uit. En daarna de dood van tante Rien, opa's oudste zus. De ouderen zaten allemaal in de voorgalerij te praten en ineens zakte tante Rien in haar stoel weg. Zo'n medelijden hadden we toen met oom Hugo. Gelukkig hadden zij geen kinderen. En precies de dag daarna werd ik bijna gebeten door een dolle hond. Tante Mien zag het beest op mij afkomen en zij heeft toen de hele straat bij elkaar gegild. Waarschijnlijk is hij daardoor weggerend. Maar mijn vader wilde toen meteen verhuizen. "Niet goed dit huis" zei hij. In die tijd was het gemakkelijk om een ander huis te vinden en een paar dagen later woonden we in de Houtmanstraat. Heerlijke jaren heb ben we daar gekend. Tante Constance was erg muzikaal en speciaal voor haar kocht opa een piano. Een keer per week kreeg ze les van meneer Banse. En als ze haar dagelijkse oefeningen deed, moesten wij allemaal doodstil zijn. En altijd zat oom Frans te luisteren. Op het laatst werd hij door de anderen ge plaagd en wilde Constance niet meer spelen als hij in de buurt was. Ja, en toen ook kwamen de eerste romances. Oom Ventie ging het eerst het huis uit. oom Robert, een voor een. Ik was de laatste. Tante Ida bleef natuurlijk thuis. Ach, zoveel, zo heel veel herinneringen zijn er. Alleen Leo en ik zijn er nog maar. Wat ik altijd zó jammer heb gevonden, en de laatste tijd steeds meer, is dat van mijn jeugd geen enkele foto bestaat, niet één. Dan had ik je ook kunnen laten zien hoe het was R.B. Jaren geleden, toen mijn vriendin en ik nog eens ergens kwamen in Den Haag en we bij de plaats van bestemming een witte Peugeot 404 zagen staan (mees tal dwars op het trottoir of driedubbel geparkeerd), zeiden we steevast tegen elkaar, "Hè gezellig, John is er ook!" John was John Dankmeyerendieouwe witte auto was van hem. Op het dash board zat al een tijd een groot pleister geplakt en toen we hem vroegen wat dat lelijke ding daar deed, antwoordde hij, "Ach, op die plek knippert al weken een rood lichtje en dat begon me stierlijk te vervelen Dat was John ten voeten uit. Alsof hij wilde zeggen, ja autootje, ik weet ook wel dat je ieder moment kan vastlopen, maar daarom hoef ik er toch niet steeds aan herinnerd te worden John was nierpatient. Dat was hij al toen ik hem zo rond 1979 leerde kennen. Daarvoor had ik natuurlijk al e.e.a. over hem gehoord. Geboren in 1 949 in In donesië, in de begin 60'er jaren naar Nederland waar hij bassist werd in roemruchte bands als Flower, Les Ba roques en Island. In 1978 was hij, ondanks zijn ziekte, mede-oprichter en bassist van Delrose, een voor neder- landse begrippen fenomenale band. John's gezondheid zat hem echterdanig leven te blijven. Verder leefde hij erop los of er niks aan de hand was. Nooit hoorde ik hem klagen of zeuren en ondanks herhaaldelijke "eye-to-eye" con frontaties met de dood bleef het motortje lopen en bleef John vrolijk en opgewekt. Toen ik voor het eerst met hem op stap ging dacht ik die kleine, frêle Indo nog tegen alles en iedereen te moeten beschermen, maar al gauw leken de rollen eerder omgedraaid, zo'n aureool van onverwoestbaarheid leek er om hem heen te hangen. Gisteren, toen zijn broer Paul belde om te zeggen dat John in de nacht van 8 september aan de gevolgen van een longontsteking was overleden, was mijn eerste reaktie er dan ook een van ongeloof. John laat een grote schare achter van mensen die hem kenden en die van hem hielden. Samen zouden ze een boekenkast vol kunnen schrijven met anecdotes over hem en allen prijzen zich bevoorrecht zo'n bijzonder en dap per mens gekend te mogen hebben. John werd 41 jaar. Dat lijkt jong. Maar met zijn enorme levensdrang en een onvoorstelbare onverzettelijkheid en volharding heeft John het volle rende ment uit zijn korte leven weten te halen. Met een pleister over het rode lampje toch nog klokkie-rond. Ik zal je missen, John. MARK BOON in de weg en ik werd een paar keer gevraagd voor hem in te vallen. Ik ont moette John voor het eerst toen ik zijn bas weer aan hem overdroeg. Na een poosje bleek het bassen hem toch zwaar te vallen en hij ging zich bezighouden met de geluidstechnische en zakelijke kant van de muziek, want bezig blijven moest ie. De enige con cessie die John aan zijn handicap leek te willen doen waren die twee dagen dialyse per week die nodig waren om in 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 2