Van Mestiezen tot Indische Nederlanders (I)
Door EDY SERIESE
INLEIDING
De geschiedenis van de I ndische Neder
landers is nog niet geschreven, stelt
Cleintuar 1) vast. En dat is niet ver
wonderlijk. Indische Nederlanders be
staan nog maar zo kort, hebben ze
eigenlijk wel een geschiedenis?
Dat ligt, merkwaardig genoeg aan een
beetje aan de woorden die we gebrui
ken. Zolang we praten over Indische
Nederlanders hoeven we niet verder
terug in de tijd te gaan dan naar de jaren
vijftig en zestig van deze eeuw, toen de
groep zich voorgoed in Holland vestigde.
Dan gaat de geschiedenis over de aan
komst, de kou, het heimwee, de discri
minatie en de aanpassing aan de Hol
landse samenleving beginnen. Die ge
schiedenis is weliswaar ook nog niet
geschreven en zou een zeer interessant
stukje recente historie opleveren, maar
ze wordt zo gemakkelijk een deel-
geschiedenis van de Nederlandse, zoals
o.a. de interviewbundel van Pollmann
en Harms uit 1 984 laat zien.
Anders wordt dat wanneer je voor
(ongeveer) dezelfde groep een iets
andere term gebruikt: namelijk Indische
mensen. Dan gaat het niet alleen meer
om een specifiek soort Nederlanders,
maar om mensen uit Indië, of zelfs om
mensen in Indië. En dan is het mogelijk
om andere vragen over die groep te
stellen: wat was Indië, waarom wonen
ze daar niet meer, hoe leefden ze daar
en wat voor overeenkomsten en ver
schillen bestaan ertussen hen en andere
Nederlanders? Dan blijkt opeens dat de
groep van een uitgebreide eigen achter
grond is voorzien, die door middel van
gericht onderzoek te voorschijn te
halen is.
Grappig hoe door zo n andere term een
heel ander, veel wijder, perspectief
geopend wordt. Dat ligt natuurlijk niet
alleen aan het woordgebruik. Over de
groep Indische Nederlanders kun je
immers gewoon dezelfde soort vragen
stellen als over Indische mensen?
Jawel, maar dan moet je je eerst heel
goed bewust zijn van het feit dat In
dische Nederlanders behalve Neder
lander ook Indischen zijn, dat er ondanks
allerlei overeenkomst in taal, religie,
gedrag, etc. ook verschillen zijn. Het
begrip Indische mensen verplaatst de
aandacht naar die verschillen. En wel op
een wijze die Indische mensen zelf
standig maakt, niet steeds vergelijkt
met Nederlanders. Dan zie je pas de
Indische mensen zelf. In hun eigen
omgeving, in hun eigen cultuur. Het is
een bewustzijn dat in de kolonie zeer
zeker niet, en hier in Holland alleen bij
een klein groepje rondom Tjalie Robin
son gebruikelijk was.
Nog weer ruimer wordt het perspectief
bij gebruik van een term als Mestiezen.
Aanvankelijk was het een term waarmee
nazaten van Nederlandse (of andere
Europese) mannen en Aziatische vrou
wen werden aangeduid: Mixtiezen.
Maar de Australische historica Taylor
gebruikt het woord voor de bevolkings
groep in de VOC-gebieden die de Euro
pese status had maar niet uit Europa
kwam. Die groep vestigde in de 1 7e en
1 8e eeuw in 'de Oost' een cultuur die zo
krachtig was dat de totoks tot in de 20e
eeuw alle middelen te baat hebben
geroepen om maar niet te 'verindischen'.
Tot op de eerste sporen van apart
heid toe (vergelijk Polmann). Het is ze
niet gelukt. Ook veel totoks zijn Mestie
zen geworden. Ze werden aangeduid
met de term 'blijvers'.
Om die Mestiezencultuur gaat het hier.
De geschiedenis begint als ze tot in
hofkringen is doorgedrongen: bij Maria
van Aelst in de jaren dertig van de 1 7e
eeuw. En ze eindigt als de Mestiezen-
groep over de wereld verspreid geraakt
is door oorlog en dekolonisatie.
Het is nog geen geschiedenis, want die
moet nog geschreven worden. Het is
een eerste begin. Maar een begin.
DE MESTIEZENCULTUUR
Zij heet Maria van Aelst en woont in
Batavia, de hoofdstad van de VOC-
gebieden. Haar geschiedenis speelt in
de jaren dertig van de 1 7e eeuw. Ze is
eigenares van zeker 40 volbloed Per
zische en Arabische paarden. Ze heeft
ruim 200 bedienden, waarvan er twee
alleen dienen om bij het kerkbezoek de
parasol en de beteldoos achter haar aan
te dragen, en zeker twintig alleen om
haar te escorteren bij haar middag
rijtoer. Aan de luxe waarmee haar
bedienden getooid zijn, is bij benadering
haar eigen fortuin af te lezen: zij dragen
zijden en linnen kleding met zilveren of
lederen kragen. Maria's juwelen zijn zo
talrijk en bijzonder dat reizigers uit
Europa denken dat zij een prinses is.
Maar dat is ze niet. Ze is een Europese
vrouw. In de tijd dat de heren XVII nog
burgerfamilies toelieten in hun koloniën
is ze met haar ouders uit Europa naar
Kaap de Goede Hoop geëmigreerd,
waar haar vader een betrekking kreeg in
de civiele sector van de VOC. Daar
trouwde Maria met haar eerste man.
Als hij tot opperkoopman van Batavia
wordt benoemd, verhuist ze met hem
naar de hoofdstad. Haar man sterft jong
en laat Maria niet onbemiddeld achter.
Ze hertrouwt snel met een nog vooraan
staander (vrij-) burger, voormalig hoofd
van de factorij in Djambi. Maar ook deze
man sterft jong en Maria, welgesteld
ondertussen, trouwt voor de derde keer,
nu met een Raad van Indië, die twee jaar
daarna in 1636 Gouverneur-Generaal,
de hoogste baas van de VOC-gebieden,
wordt. Daarmee is Maria van Aelst van
eenvoudige burgerdochter tot 'first lady'
in de koloniën geworden. En daarmee
doet ze haar intrede in de geschiedenis.
Niet alleen omdat ze met een belangrijk
man getrouwd is, maar vooral omdat ze
leeft op een manier die door vers aan
gekomen reizigers uit Europa als
schandalig betiteld wordt.
Maria leeft inderdaad in een luxe die in
Europa van die tijd ongekend is. Toch is
het niet alleen haar rijkdom die Maria zo
doet opvallen. Het is vooral haar on
Nederlandse gedrag. Ze vertoont zich
eigenlijk nooit in het openbaar, behalve
bij haar middagrijtoeren haar zondagse
kerkgang. Ze leeft in een gemeenschap
van vrouwelijke bedienden en kinderen,
waarin mannen nauwelijks worden toe
gelaten. Doordeweeks kleedt ze zich
niet in de dikke, stijve kleding uit
Europa, maar in losse, wijde, koele ge
waden en draagt ze ook geen schoenen.
Ze baadt zich wel drie keer per dag in de
rivier en trekt dan steeds schone kleren
aan. Als er iets belangrijks staat te
gebeuren, brandt ze wierook om de
geesten en haar voorouders gunstig te
stemmen en ze gaat nooit op reis zonder
de goede dag daarvoor uit te rekenen.
Ze eet rijst, en groenten en vruchten die
in Holland niet bekend zijn. Ze drinkt
nooit alcohol en gebruikt geen tabak. In
plaats daarvan kauwt ze op de betelnoot,
die ze met de andere benodigde ingre
diënten in een speciale doos bewaart.
Bezoek ontvangt ze half liggend op
rieten matten die op de grond liggen. Ze
biedt drankjes aan die import-Europea
nen vreemd zijn en laat hun door haar
slavinnen amuseren met Aziatische zang
en (gemaskerde) dans. Haar kinderen
worden door haar slavinnen gezoogd
en verzorgd. En ze spreekt - ook met
haar man en dochters - geen Hollands
maar Mestiezen-Portugees, een taal die
in de Portugese koloniën ontstaan was
uit het Portugees en allerlei contact-
talen. Met haar zoontjes spreekt ze al
helemaal niet: die zijn op hun derdejaar
voorgoed naar Holland vertrokken en
schrijven kan ze niet.
Maria van Aelst is dus, hoewel ze een
Nederlandse is, iemand met een totaal
andere cultuur dan die van de verbaas
de reizigers uit Europa.
Hoe dat komt? Zij behoort tot de
bevolkingsgroep die in de 1 7e eeuw in
10