POIKRIÉ'S
PERIKELEN
Steken in de kop
&A&A uiot>
KoetW -rètf
Henkie was een van de betere pentjak-
kers en dat was niet zo verwonderlijk,
want hij was al op zeer jeugdige leeftijd
met deze edele vechtsport begonnen.
Wellicht kwam dat doordat zijn vader
de handen erg los had zitten, maar in
ieder geval had hij zich weten op te
werken tot een vechtjas, die in wijde
omtrek veel faam genoot en met de aan
zijn stand verbonden egards werd bena
derd. Van nature een vredelievend mens
kon hij eigenlijk nog geen vlieg een
pootje uittrekken en aan vechten had hij
beslist een broertje dood, maar deze
voor een pentjakker negatieve instel
ling werd gecompenseerd door een
kembangan, die reeds menig tegen
stander van angst had doen verstijven
en van een confrontatie afzien.
Als Henkie met die kembangan bezig
was en het goed op zijn heupen kreeg,
placht het publiek van her en der toe te
stromen om op veilige afstand getuige
te kunnen zijn van zijn verbluffende
staaltjes van fysieke weerbaarheid. In
vloeiende bewegingen door het stof
schuifelend, nu eens in de lucht klim
mend als een sierlijke Siamang, dan
weer gracieus ineenzijgend met de sid
derende kramptrekkingen van een ster
vende blekök, wentelde hij gelijk een
vechttol in het rond en plukte (bij wijze
van spreken) met elegante hand- en
voetbewegingen de mooiste bloemen,
om ze in een warreling van bliksemsnelle
schijnstoten, schijnslagen en schijn-
parades bijeen te steken in het schit
terende bouquet van zijn kembangan.
Tot een werkelijke krachtmeting met
een zijner rivalen kwam het echter nooit,
want Henkie was ook gezegend met
dermate grote diplomatieke gaven, dat
hij elk dreigend gevaar immertijdig wist
te bezweren, of naar iemand anders te
kanaliseren. Een gegeven, dat al talloze
malen tot spijtig tandenknarsen had
geleid bij zijn ijverzuchtige tegenstre
vers.
Een van die regematig op de loer lig
gende kemphanen was Amat, een ge
boren mislukkeling, die zijn halve leven
had vergooid aan de vergeefse opbouw
van een respect afdwingende pentjak-
carrière. Het verdroot deze door vele
desillusies zowel geestelijk als licha
melijk getekende lummel zeer, dat Hen
kie zoveel faam genoot en nog nooit een
goed pak op zijn donder had gehad.
Wetend, dat hij met het verslaan van het
kembangan-wonder veel aan prestige
zou winnen en eindelijk op de ranglijst
van plaatselijke vedetten zou worden
geplaatst, besloot de armzalige smiecht
daarom na veel wikken en wegen zijn
toevlucht te nemen tot een truc, die qua
opzet en uitvoering gelijk stond aan de
infame aanval der Japanners op Pearl
Harbour.
Net als de Amerikanen had Henkie daar
natuurlijk geen erg in. Ook niet toen hij
op een broeierige zaterdagavond Amat
voorbijliep om aan de toonbank van
Baba Tjioe (eigelijk Baba Tjie Oe) een
fles Koentji-bier te bestellen.
De dikke Chinees begroette hem zoals
gewoonlijk alsof hij hem in geen twintig
jaren had gezien, maar hief vervolgens
zijn vlezige armen ten hemel in een
gebaar van opperste vertwijfeling en
bekende dat het Koentji-bier op was. De
mannen van de Kompenie hadden daags
tevoren een marsoefening gehad en dat
had hen zeer dorstig gemaakt. Hij had
echter nog wel een paarflessen van een
onbekend Chinees merk. Natuurlijk niet
zo vermaard als Henkie's lijfmerk, maar
gegarandeerd even eerlijk gebrouwen
en hij kon het zijn geëerde gast ten
zeerste aanbevelen.
Henkie twijfelde even, maar ook zijn
dorst was groot en de kleine zonde van
een enkel flesje op de zaterdagavond
zat hem zo stevig aan het hart gebakken,
dat hij zijn merktrouw opgaf en het
onbekende brouwsel voor lief nam.
Opgelucht overhandigde Baba Tjioe hem
een fles en schommelde daarna weg
naar zijn grotendeels gekraakte rotan-
stoel in het hoekje achter de toonbank.
Henkie bleef moederziel alleen aan de
toonbank staan. Geen acht slaande op
de eveneens moederziel alleen achter
aan een tafeltje zittende Amat, ont
kroonde Henkie de fles en rook eerst
keurend aan de er uit opstijgende damp
en alvorens hij hem aan de lippen zette
en een paar nieuwsgierige slokjes nam.
Het viel niet eens tegen. Henkie loste
een tevreden boertje en liet toen de rest
van het toch wel smakelijke bier door
zijn keelgat klokken.
Wat Henkie echter tijdens het weg-
klokken van het bier totaal ontging was,
dat Amat geluidloos van zijn stoel was
gekomen en hem besloop als een hon
gerige panter. Tevreden nasmakkend
hield Henkie de geledigde fles in het
licht van de boven de toonbank han
gende Petromax en tuurde naar het veel
kleurige etiket om de op schaaldiertjes
gelijkende Chinese karakters aan een
nader onderzoek te onderwerpen. Ver
kwam hij niet, want het licht ging ineens
uit en de hele keet werd in volslagen
duisternis gedompeld. Vele minuten
daarna, Henkie wist niet hoeveel, maar
volgens Baba Tjioe waren het er min
stens twaalf, floepte het licht gelukkig
weer aan. Henkie slaakte een zucht van
verlichting, maar moest toch constateren
dat er iets mee aan de hand was. De
Petromax hing niet stil. Het glanzende
ding dreef in afwisselend grote en kleine
cirkels om het maanvormige gelaat van
Baba Tjioe en zond stromen van licht
gevende schaaldiertjes uit naar alle
hoeken van de keet. Verbaasd merkte
Henkie ook, dat de dikke Chinees hem
overeind hielp en een paar vriendelijke
tikjes tegen de wang gaf.
Lngzaam heel langzaam, kwam Henkie
weer bij zijn positieven. Zijn benen
waren nog wat onwillig, maar met in
spanning van al zijn langzaam terug
vloeiende krachten hield hij zich aan de
toonbank vast en bleef overeind staan.
Baba Tjioe schudde zijn hoofd. Begaan
met de wankele toestand waar zijn gast
zich in bevond, vroeg hij belangstellend
of het wel weer ging en of hij nog wat
wenste te gebruiken. Misschien een
fles van dat Chinese bier, want hij had
begrepen dat Henkie daar toch wel van
had genoten.
De nauwelijks bijgekomen pentjakker
liet de woorden eerst goed tot zich
doordringen en wreef toen koesterend
over zijn achterhoofd, waar zich een
snelgroeiende buil bevond. Het ding
stak behoorlijk. Na even met zichzelf
overlegd te hebben, besloot Henkie van
een tweede fles af te zien en zei met
dikke tong: "Geef maar een glas ijsthee
Baba. Van dat Chinese bier krijg ik
steken in de kop".
Baba knikte begrijpend. Over de toon
bank had hij wel gezien, goe de naderbij
sluipende Amat had uitgehaald en Hen
kie een immense dreun op het onbe
schermde achterhoofd had toegediend.
Hij had het een smerige streek gevon
den, maar met de wijsheid van een
rechtgeaarde Chinese zakenman had
hij gemeend zich niet met zaken te
(lees verder volgende pagina)
16