HET EILAND ONRUST BIJ BATAVIA 9 Het landhuis Weltevreden van G.G. Petrus Albertus van der Parra (1761-1775), gelegen "op 4 paaien buiten Batavia". Tegen het einde van de 17e en in de loop van de 18e eeuw vestigden steeds meer vermogende Bataviase burgers en aanzienlijke Compagniesdienaren die in het Kasteel waren gehuisvest, zich buiten het benauwde, ongezond geworden, binnen de stadswallen gelegen oud-Batavia. Zo verrezen daar talrijke fraaie buitenhuizen of "thuynen", waarvan er thans nog enkele over zijn. Aan het eind van de statige oprijlaan is het middengedeelte van het Huis Weltevreden te zien. De figuur op de voorgrond is waarschijnlijk G.G. Van der Parra zelf. De latere wijk Weltevreden ontleende zijn naam aan die van het oude landgoed van die naam, dat gesitueerd was op de plaats van en rondom het latere Waterlooplein. Dit landgoed werd voor het eerst genoemd in 1648, als eigendom van Anthony Paviljoen. De latere eigenaar, Cornelis Chastelein, bekend uit de geschiedenis van Depok, gaf het de naam Weltevreden. Daarna diende het verschillende G.G.'s tot woning. Mossel bouwde er het paleisachtige landhuis Weltevreden, dat in 1820 werd afgebroken om plaats te maken voor het Militair Hospitaal. een soort pensioen (rustgage) werd ingesteld. Daarnaast vaardigde hij in 1 754 een "Reglement ter beteugeling van pracht en praal", uit dat tot in bijzonderheden beschreef hoeveel sla ven, paarden en rijtuigen een Compag niesdienaar mocht bezitten, afhankelijk van zijn rang. Zelfs bevatte de veror dening voorschriften over de kleding, sieraden, pajongs, wandelstokken en de te brengen eerbewijzen. Begrijpe lijkerwijs was dit regelement zeer gehaat en werd menigmaal ontdoken. Hadden Van Imhoff en Mossel de misbruiken nog bestreden, bij de meesten van hun opvolgers viel krachtig optreden tegen misstanden niet te verwachten. De meeste van deze G.G.'s immers aan vaardden hun hoge ambt op hogere leeftijd en hadden dan al een lange loopbaan van medeplichtigheid aan of medeweten van de misbruiken achter de rug. Ook Indië kende een "Regententijd" De familieregering, het systeem van bevoordeling van verwanten en vrien den en de daarmee verbonden uitwas sen, dat in de 1 8e eeuw in Nederland in regentenkringen heerste, bleef ook Indië niet bespaard. Vooral onder de G.G.'s Van der Parra (1761-1775), Van Riemsdijk (1775-1777) en Alting (1780-1796), wiens schoonzoon Si- berg (1801-1804) later ook tot het hoogste ambt in Indië zou worden ge roepen, bereikte dit euvel een hoogte punt. Petrus Albertus Van der Parra was een typisch voorbeeld van de 18e eeuwse regent: zeer ijdel, kerks en prachtlievend. Zijn verjaardag liet hij in het gehele gebied van de Compagnie als nationale feestdag vieren. Familie leden en vrienden werden op ergerlijke wijze bevoordeeld, en zelfs schonk hij goed betaalde ambten weg tegen een jaarlijkse "retributie". Hij bezat vijf land huizen in Batavia en omgeving. Wegens zijn milddadigheid ten opzichte van de kerk werd hij door de Bataviase dominees geprezen als een "voorbeel dige G.G." Geboren in Colombo, was hij de derde generatie van zijn geslacht dat blijvend in Indië was gevestigd en hij was de enige G.G., die Nederland nooit met eigen ogen aanschouwde. Zijn opvolger Jeremias van Riemsdijk deed in praalzucht niet onder voor zijn voorganger, met wie hij als Directeur- Generaal nauw samenwerkte. Hij liet uit Nederland een glazen karos komen en een daarbij horend span paarden uit Arabië, dat werd gemend door een Europese koetsier. Hij vergaarde een enorm fortuin en op het achtererf van zijn vorstelijke buiten plaats Tanah Abang in Batavia woonden 200 slaven en slavinnen als huisperso neel. Zijn zoon Willem Vincent Helvetius werd op zijn negende jaar (hij was niet in staat een behoorlijk briefje te schrij ven!) benoemd tot assistent, en werd, zonder ervoor te hoeven werken, op de "Gequalificeerde Rolle" geplaatst en 'verdiende' maandelijks 24 gulden gage. Deze als weinig intelligent beschreven jongen werd opzijn zestiende jaaradmi nistrateur van Onrust en was na enkele jaren eigenaar van een vermogen van een half miljoen. Hij bracht het later nog tot lid van de Raad van Indië en was de bekende landheer van Tjampea. G.G. Van Riemsdijk, die vijfmaal was gehuwd en 16 kinderen had, is de voorvader van een groot aantal bekende Indische families, o.a. Ament, De Lan- noy. Van Motman, Barkey, Overbeek Bloem, De Ceuninck van Capelle, Agerbeek, Senn van Baser. Hij wordt geassocieerd met de legendarische "Kapitein Jas" (zie het artikel in Moes son van 1 5 juni 1989; De legendarische "Kapitein Jas" en zijn nazaten). Een geheel ander man was Reynier de Klerk (1 777-1 780) die na een lange, als zeeman begonnen, loopbaan in dienst van de Compagnie, op 67-jarige leeftijd ("mosterd na den maaltijd", merkte hij bij het vernemen van zijn benoeming op), G.G. werd. Zijn optreden deed voor korte tijd een frisse wind waaien door de Bataviase samenleving. De Klerk deed veel voor de bevordering van onderwijs en weten schap, en was één van de oprichters van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Hij was bescheiden en eerlijk en bezat een grote werkkracht, in tegenstelling tot zijn twee direkte voorgangers en zijn opvolger, Mr. Willem Arnold Alting. Nederburgh, vanuit Nederland als Commissaris- Generaal uitgezonden om door brood nodige hervormingen de Compagnie te redden schreef in 1 794: "Het is niet tegen te spreken, dat sedert jaren de beste bedieningen aan de kinderen en verwanten van de Heere Alting zijn toebedeeld (slot volgt) Als onderdeel van het VOC- scheepsbedrijf in de zeventiende en achttiende eeuw. door Lodewijk J. Wagenaar Een uitgave van het Amsterdams Historisch Museum. Een mooi, uitgevoerd boekje, geïllustreerd met reproducties van oude pren ten in kleur en zwart/wit. Prijs f 4,50, porto f 1,75 BOEKHANDEL MOESSON

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 9