POIERIE'S
PERIKELEN
Moo/'e goeroe's
NEDERLANDSE ARTIEST ZOEKT VOOR Z'N GEZIN (met 3 kinderen)
EEN INDISCHE DAME (leeftijd tussen 35 en 50 jaar)
Een ieder, die zich in het leven een het
kan niet schelen wèt voor rol van bete
kenis heeft weten te veroveren, zal
toegeven dat dit nooit was gelukt zonder
de wijze raadgevingen van een oude
mentor of goeroe. Generaals b.d. beves
tigen dat soms in een vertrouwelijke bui
door hun sterke verhalen over de ser
geant-instructeur, die hen destijds de
grondbeginselen van het militaire leven
bijbracht en fatsoenlijk leerde lopen.
Captains of Industry, politieke bolle
bozen en alle andere, torenhoog boven
Jan met de pet uitstekende gewelde
naren; allemaal zullen zij erkennen dat
iemand hen ooit geestelijk rijp heeft
gemaakt voor hun walgelijk goed be
taalde topfunktie. Maar dan ook echt
door één iemand, of hooguit twee, want
het in zee gaan met nog meer mentors
of goeroe s zou een dermate gediffe
rentieerde hoosbui van wijsheden op
hun geest hebben doen neerdalen, dat
zij confuus zouden zijn geraakt en de
weg omhoog nooit hadden kunnen
vinden.
Een van de talrijke mentors of goeroe's,
in dit geval goeroe, die ooit getracht
hebben mij de ogen te openen, was
Pembarab Ibrahim, de Godgeleerde van
de doesoen Rasoean aan de Komering.
Deze Ibrahim was een weinig indruk
wekkend manneke, dat er in zijn sedert
kort weer in de mode gekomen halflange
korte broek en veel te grote singlet
eerder uitzag als een grobakvoerder
dan een geestelijke. Zijn grote voorliefde
voor het vissen was in de doesoen zo
bekend, dat bijna immer alleen maar
naar de kali werd gewezen wanneer
men vroeg waar de Pembarab was. Met
de vislijn in de hand op voorplecht of
achtersteven gezeten, nooit in de prauw
want daarin stond altijd wat water, kon
hij halve dagen zichzelf en de hele
wereld van binnen bekijken.
Desondanks genoot hij veel aanzien.
Dat lag natuurlijk voor een groot deel
aan zijn functie, maar daarnaast beschik
te hij over een wijsheid die hem duidelijk
van de doorsnee mens onderscheidde.
Als je met hem aan het discussiëren
sloeg, ging je onverbiddelijk voorde bijl.
En niet alleen dat. Hij had ook een
aparte manier om iemand in woord en
daad met de angstwekkende diepten
en draaikolken van de levensrivier kennis
te laten maken en diens vrees daarvoor
weg te nemen. Naast Sjahdoellah, mijn
tweede goeroe uit de Komeringperiode,
was hij daar een ware meester in.
Vrij kort na mijn aankomst in Rasoean
deelde Pembarab Ibrahim zijn eerste
dreun uit. Beseffend, dat bekendheid
met de omgeving van primair belang is
vooreen militair, nodigde hij mij uit voor
een eerste rivierverkenning. Sjahdoellah
vond het goed, maar had zelf geen zin
om mee te gaan, dus meldde ik mij op
het afgesproken tijdstip alleen bij het
aanlegsteigertje voor Ibrahim's woning.
Staande op voorsteven of achterplecht,
het verschil was niet te zien, maakte de
Pembarab een uitnodigende beweging
naar de plaats tegenover hem. Erg aan
lokkelijk zag het er niet uit. De wrakke
prauw had veel weg van een vermolmde
boomstam met een langwerpige uithol
ling in het midden en het water dat
daarin stond had al bijna dezelfde kleur
aangenomen als de beschimmelde bin
nenkant van het vaartuig. De Pembarab
beduidde mij echter rustig te gaan zitten
en het hoosblik bij de hand te houden.
Hijzelf maakte het gerafelde touw los
waarmee de prauw aan het steigertje
vastzat en stiet van wal. Gelukkig ging
op de heenweg alles goed. Langzaam
de stroom afzakkend hoefde de Pemba
rab bijna niet te bomen, dus kwam er
niet zo gek veel water over de boorden
heen. De ellende kwam pas op de terug
weg.
Er moest flink geboomd worden om
vooruit te komen. De Pembarab scheen
dat niette deren. Al bomend bleef hij mij
aanvuren gewoon door te gaan met
hozen en niet teveel te slingeren. Het
kwam allemaal wel goed. Aan het eind
van de laatste lange bocht voor de
doesoen ging het fout. Door een on
verwachte schommeling golfde ineens
zoveel water over de gehavende boorden
dat de wrakke prauw volliep en hozen
geen zin meer had. Moegestreden liet
ik het hoosblik los en gaf mij over aan
het noodlot.
Even nog bonkte de kiel van de prauw
ergens tegenaan en zakte toen weg.
Het gebeurde allemaal zo snel, dat ik
nog geen tijd kreeg om hulp te roepen.
i
V". A> V
Tot mijn verbijstering zag ik echter dat
Pembarab doodgemoedereerd van zijn
standplaats stapte en rechtop in het
water bleef staan. Hij had zijn vaarboom
in de grond gestoken en wierp een
schattende blik op de doesoen. Mijn
verbijstering kennelijk aanvoelend,
keerde hij zich vervolgens naar mij om
en zei verduidelijkend, dat het maar een
paar honderd meter was. Nog steeds op
de achterplecht van de prauw zittend,
drong de waarheid nog niet direct tot
mij door, maar ook daarin bracht de
Pembarab enige duidelijkheid. Terug-
wadend naar de doesoen vertelde hij,
dat de Komering in het heersende jaar
getij vrijwel nergens dieper was dan
pakweg een halve meter. Behalve in
sommige buitenbochten, maar daar
kwam hij met zijn prauw nooit. Het
maakte hem ook niets uit of dat ding
daar bleef liggen of afdreef, want hij
was toch al versleten en hij was allang
van plan om een nieuwe aan te schaf
fen.
Toen Sjahdoellah wat later van de schip
breuk hoorde, siste hij een afkeurend
"endak katik oeroesan" en spoedde
zich vervolgens naar de Pembarab. Van
een afstandje kon ik hen zien praten.
Horen niet, daarvoor was het net iets te
ver. Sjahdoellah had zijn handen in de
zij en de Pembarab stond op zeer plas
tische wijze het hele drama uitte leggen.
Lol hadden ze ook, allebei, maar de
Pembarab stond zich echt te bescheu
ren. Mooie goeroe's. Aan dat soort hou
je in je leven alleen maar aanvaringen en
schipbreuken over.
voor in de huishouding cq. kinderopvang, die in een eigen appartement in het huis
(in N-Holland) bij de familie wil inwonen (m.u.v. di. en woe.; vrijaf)-
Deze Indische dame dient vanzelfsprekend zeer kindvriendelijk te zijn, goed te kun
nen koken (ook Nederlands) en goede contactuele eigenschappen te bezitten.
Datum indiensttreding: medio april/mei 1991.
Gaarne uw brieven (met een korte c.v.) sturen naar:
Dhr. R. E. JEUKENS - R.C.B. - POSTBUS 8040 -1180 LA AMSTELVEEN
1 5