OUD-MILITAIR
GEEFT CAPITULATIE-ZWAARD TERUG
"KIND VAN 52 VADERS"
9
Een van onze abonnees in Engeland stuurde ons een artikel uit The Daily
Telegraph" van 22 oktober jl., waarvan wij de vertaling hieronder laten volgen.
Duizenden zaten tijdens de
Tweede Wereldoorlog gevangen
in Japanse concentratiekampen.
Richard von Stietz beleefde als
kind die kampperiode in Banjar-
masin op Borneo. Hij vond er 52
vaders. Later bleek zijn vader
één van de 239 slachtoffers van
het beruchte Haga-proces. Met
een fotografisch geheugen
schreef hij z'n herinneringen.
Te bestellen door overmaking
van f 21,50 op girorek. 2650163
t.n.v. Uitgeverij Barbeel te Voor
burg.
Met een opmerkelijk gebaar van ver
zoening, heeft de Britse generaal, die de
Japanse capitulatie 45 jaar geleden
aanvaardde, een 1 6e eeuws samurai-
zwaard aan de weduwe van de verslagen
Japanse commandant teruggegeven.
Het verhaal van deze teruggave begon
met een buitengewone gebeurtenis. Na
de capitulatie, toen Japanse troepen
herbewapend werden door de Britten
om de interneringskampen op Java te
helpen bevrijden. In 1 945 was Gen. Sir
Philip Christison, Commander-in-Chief
Allied Land Forces South-East Asia, en
hij aanvaardde de capitulatie van de
Japanse generaal, Moichiro Yamamoto.
De ceremonie had plaats in het Holland
se KPM-kantoor in Batavia. Het was
echter niet de eerste keer dat de twee
mannen elkaar ontmoetten zo herinner
de Gen. Christison zich toen hij dit
weekeinde in zijn huis in Melrose, een
Schots grensstadje, verbleef.
Gen. Christison (96), zei: "In 1929 was
een Japans kapitein, Yamamoto ge
naamd, voor een jaar toegevoegd aan
het Britse Leger en werkte deels als
staf-officier op mijn kantoor in Borden
in Hampshire, waar ik was gelegerd bij
de 3e Infanterie Brigade. Hij was een
nette kleine man en sprak zeer goed
Engels; en dus herkende ik hem toen hij
de hall in Jakarta binnenstapte, om zich
over te geven".
Ik zei: "U kunt uw tolk wegsturen. Ik
ken U, U kent mij, wij spreken Engels".
Hij zei: "Generaal, ik schaam me vrese
lijk. Ik had zo gehoopt, dat U menietzou
herkennen."
Toen werd het zwaard overhandigd.
Yamamoto zei: "Ik zou je graag mijn
familie-zwaard willen geven, dat in de
1 6e eeuw in Bizen gemaakt is".
Enige weken geleden stond het samurai-
zwaard nog in de hoek van de huiskamer
van de generaal in Melrose, toen hij een
telefoontje kreeg van een Japanse
oorlogsveteranen vereniging.
"Hij zei dat het 16e Japanse Leger
graag de tijd zou willen herdenken dat
hun troepen onder Brits commando
stonden".
Generaal Christison herinnerde eraan
dat de verslagen Japanners herbewa
pend werden om de Engelsen te helpen
hun basis in Semarang te verdedigen.
Vanuit Semarang reed onze colonne
vrachtwagens de bergen in om Hol
landse vrouwen en kinderen op te halen.
Maar ik had niet genoeg troepen om
mijn basis te behouden en de convooien
die heen en weer reden te beschermen.
Zodra de eerste vrachtwagens voor het
eerst uitreden, vielen de Indonesiërs
Semarang aan. Het was een onmogelijke
situatie, vandaar de Japanse herbewa
pening.
Te denken dat de gril van het noodlot,
die ertoe geleid had dat de Japanners
onder Brits commando stonden, de
veteranen vereniging Gen. Christison,
met een informele plechtigheid bij hem
thuis, een rijtuigbei aanboden. Het was
door dit gebaar, dat de generaal zelf een
edelmoedig aanbod deed.
"Ik voel dat door dit hernieuwde contact
met de Japanners, we nu allen vrienden
zijn en wat ik eraan doen kan dit te
bevestigen. Ik moet vergeven en ver
geten. Het is heel moeilijk te vergeten,
maar niet te vergeven".
Hij zei dat hij uiteindelijk zijn oude
vijand kon vergeven. Geleidelijk aan
werd het mij duidelijk dat dingen ten
goede keren, maar ik had ze heel wat te
vergeven want: mijn enige zoon is in
Burma gesneuveld.
Het teruggeven van het oude zwaard
was een spontaan gebaar. "Ik voelde
gewoon dat tijdens hun bezoek, de tijd
gekomen was om de vijand te vergeven",
zei hij.
JENNY SHIELDS
in "The Daily Telegraph" 22-10-90
(Vervolg: "Toeristen")
vierde stand: het reizen is te gemakkelijk
en plebejisch geworden, en zal mettertijd
hopeloos eentonig zijn.
Wie er naar Italië wilde, ging dan maar
liever over land, en dat werd een zaak
van jaren, jaren, die een afzonderlijk
stuk leven besloegen in het land der
beschaafde Nederlanders. Niets van
een vliegreisje of van 'een paar maandjes'
in Italië, met acht dagen in Florence,
drie weken in Rome, nog eens acht
dagen voor Napels en de Vesuvius, en
Capri, Pompeji, en dan weer terug naar
Venetië en van daar over Zwitserland en
de Rijn naar huis
De betrekkelijk weinigen, die toen Italië
zagen, bleven er lang genoeg, om
behoorlijk Italiaans te leren spreken,
hadden aanbevelingen aan de aanzien
lijke families, zagen het Italiaanse leven,
de kunst zowel als de kunstenaar van
nabij, en kwamen uiteindelijk terug, als
lieden voor wie niet enkel in 'letterlijke
zin de horizon zich verruimd had',
waarachtig doortrokken van een andere
beschaving en met een betere kennis
dan die van reisgelegenheid en hotels,
van italiaanse schildersnamen en bouw
werken, waarop de Jan-en-Alleman van
thans zich te goed doet.
Het is onbegrijpelijk, zoveel mensen als
tegenwoordig de treurige moed bezitten
Italië te bereizen, terwijl er toch landen
genoeg zijn waar men zonder pretentie
heen kan gaan. Want ieder, die uit eigen
vrije wil naar 't 'Land der Klassieke en
Middeneeuwse Beschaving' trekt,
wordt gehouden ook, hetzij klassiek,
hetzij middeneeuws, enigszins be
schaafd te zijn. Het schijnt nu enmaal
niet te kunnen dat men, zoals naar
Zwitserland of de Du itse M iddelgeberg-
ten, naar Italië gaat alleen voorde natuur.
Italië is het land van natuur en kunst
beide, en de natuurschoonheid is daar
zodanig met herinneringen van kunst
en historie verbonden, dat zij, naar de
algemene mening, alleen door hem ten
volle genoten kan worden, voor wiens
geest, wanneer een blauw-tintelende
zeegolf in een krans van donker-rustige
bergen, of een stad, wit en pitoresk
gelegen tegen de hellingen der Ape-
nijnen, met donker olijven-groen be
wassen, zich voor zijn onverwachte blik
ken opdoet, enige namen van beroemde
mannen der oudheid of enige historische
feiten opspringen gelijk de hamertjes
van een piano. Iemand, die derhalve
beweert Italië's schoonheid genoten te
hebben, wordt onmiddellijk veronder
steld een man van tenminste enige
kunst- en historische kennis te zijn. En
dan behoeft hij nog geens stap in enig
museum gezet te hebben. Doch dit
laatste, het bezoeken van musea, is een
plicht, die geen Italië-bezoeker zou
wagen onvervuld te laten, want hij zou
voor zijn ganse leven ridicuul gevonden
worden, zo hij, thuiskomende, beken
nen moest al die onsterfelijke kunst
schatten onbezichtigd voorbijgetrokken
te zijn.
Dan had hij ook wel daarvandaan kun
nen blijven en zich dichter bij huis aan
natuurgenot laven, zou men zeggen."