De Geest van Kerstmis
ONHOORBAAR LEGER
Doden verweg, onhoorbaar leger,
op aftocht aan de grenzen van de tijd
|A De ruimte sluit zich waar zij verder gaan riTI IT A
I 14 achter de einder, de gebogen l" I I I Li
1 LLI 1/1 arm van het niets 1 LLI 11
Ik, dagelijks geraakt
door hun verdwijnende schaduw,
prevel namen die niet meer
te redden zijn dan in een hart
dat met hen sterven wil.
Uit de bundel "Grondtoon" uit 1975 van Maurits Mok.
De verschrikkingen van de oorlog beheersen nog altijd het bestaan van velen. Vaak is een gewoon leven voor hen
onmogelijk. Sinds 1947 werkt Stichting Pelita voor mensen die in de oorlog met Japan en de Bersiap-periode die daar op
volgde door oorlogsgeweld zijn getroffen. Wanneer U wilt helpt Stichting Pelita U belangeloos bij het doen van een
WUV-, WUBO- of WIV-aanvraag.
Bij problemen kunt U zich bovendien richten tot het maatschappelijk werk van de Stichting Pelita. Wij realiseren ons
immers als geen ander, dat voor U die de periode van 1942 tot 1949 in Indië moest meemaken, vrede en vrijheid nooit
volledig terugkeerden.
Bestuur, direktie en medewerkers van Stichting Pelita wensen juist U prettige kerstdagen en een goed jaar toe.
Ook in 1991 zullen wij voor U klaar staan.
Ons adres is: Stichting Pelita, Postbus 50, 2270 AB in Voorburg. Telefoon 070 - 369 43 71.
Het was 24 december 1 956, een dag voor Kerst, mijn eerste Kerst in mijn nieuwe
standplaats Kupang-Timor, enkele duizenden kilometers van mijn gezin, dat door
huisvestingsgebrek op Java moest achter blijven. Het was stormachtig weer met
harde windstoten en tropische plensbuien. Op kantoor was het personeel reeds in
feeststemming en van werken kwam niet veel. Door het slechte weer en de
komende feestdagen zou er wel geen mens met belastingproblemen op kantoor
komen en daarom besloot ik het kantoor maar om 1 2 uur te sluiten, dus twee uren
eerder dan normaal. Een besluit dat met gejuich werd ontvangen.
Net toen wij de boel opruimden om het
kantoor te sluiten, stapte een naar schat
ting 35-jarige vrouw het kantoor bin
nen, blootvoets met haar bemodderde
sloffen in de hand. Ze kwam al groetend
regelrecht op me af en vroeg of ik tijd
had voor een privé-onderhoud. Zij was
uit Tarus afkomstig, een dorp ten noor
den van Kupang.
De fettor (dorpshoofd) had haar verteld,
dat de nieuwe kepala pajak (belasting-
hoofd) ene Ponder was. Toen ik merkte
dat ze schuw en wat angstig om zich
heen keek, gaf ik het personeel een
teken, dat het naar huis kon gaan, zodat
de vrouw ongestoord haar verhaal kon
doen. In het kort kwam het op het
volgende neer:
Haar vader, met dezelfde achternaam
als ik, werkte in de twintiger jaren (toen
dus dertig jaar geleden) als diensthoofd
bij de provinciale openbare werken; hij
verliet Kupang, haar en haar moederom
er nooit meer terug te keren. Omdat zij
overtuigd was, dat ik familie van haar
langverwachte vader moest zijn, vroeg
ze mij halfsnikkend en vol verwachting:
WEET U WAAR MIJN VADER IS?
Zelf overmand door een mengelmoes
van medelijden, verdriet en een soort
gewetenswroeging, schudde ik het
hoofd zonder één woord te hebben
geuit. Diep teleurgesteld en met be
traande ogen, gaf zij mij een hand en
verliet het kantoor in de stromende
regen.
Als belastingman ben je plichtmatig
wantrouwend van aard, maar het ver
haal van deze vrouw geloofde ik voor
honderd procent. Waarom, dat weet ik
niet. Wat mij vooral bezighield, was het
feit, dat haar vader dezelfde voornaam
heeft als mijn Pa.
Het gesprek met haar en vooral haar
droevige gelaatsuitdrukking bij het
afscheid, achtervolgden mij mijn hele
verdere leven. Ik had mijzelf beloofd
haarvader op te sporen en hem over die
dochter te vertellen. Jaren later, toen ik
in Nederland was, vertelde ik het voorval
aan mijn moeder en andere familie
leden, helaas zonder resultaat.
Pas toen Dee van Swieten, een volle
nicht van mij, bezig was aan een stam
boompje van de familie van haar moeder
(een oudere zuster van mijn Pa), kreeg
ik een overzicht van het familiebestand
in Indië en wist ik in welke richting ik
moest zoeken. Dat was tegen de Kerst
van 1979, 23 jaar na de ontmoeting
met mijn "geheime" nicht uit Tarus op
Timor.
Na veel speurwerk kwam ik medio 1 987
erachter, dat haar vader reeds is over
leden, maar dat zijn wettige dochter in
Holland woont. Een jaar later kreeg ik
deze onbekende nicht aan de lijn. Haar
reactie was bijzonder sympathiek en
vooral edelmoedig. Zij zei mij: "Als die
vrouw nog leeft en kan bewijzen dat zij
een dochter is van mijn vader, dan ga ik
naar Timor om met haar kennis te
maken".
Door tussenkomst van mijn oud dienst-
chauffeur Paul Gaspersz en de gepen
sioneerde politie-officier Albert Mahu-
lete, kreeg ik binnen een maand een
foto van mijn Timorese nicht, een foto
van haar vader anno 1920 en haar
geboorteacte met naam en toenaam.
Exact 33 jaar na dato, sloten de zusters
elkaar in Tarus in de armen. H ET WAS
KERSTMIS 1989.
NONO PONDER
10