Slangetje trekken
Voor het fabriceren van de slang namen we een stukje witte katoen, dat we
oprolden tot de dikte en lengte van een normale slang. Met zwart garen maakten
we kleine stukjes zwart goed om dit slangelichaam vast, zodat deze zebrakleurige
slang op een oeler welang ging lijken, een zeer giftige slang, die in Soekaboemi nog
veelvuldig wordt aangetroffen. Op een donker gedeelte van een niet al te drukke
weg posteerden we dan met de golongan met zwart garen, waarvan de draad naar
de overkant van de weg was uitgelegd. Aan het uiteinde van het garen maakten we
de slang vast, die opgerold bovenop een steen werd gelegd met een melkblikje er
omgekeerd bovenop. Indien aan het touw werd getrokken, zou de slang het blikje
omverwerpen. Op het geluid hiervan zal het slachtoffer de blik ogenblikkelijk
ernaar toe wenden. En dat was precies wat we hebben moesten.
Op een avond was ik met een stelletje
vrienden bezig geweest in de tuin van
de Bijbelschool. Ondanks leuke momen
ten viel het ons deze avond tegen, zodat
we besloten om maar naar huis te gaan.
Het was inmiddels al flink laat gewor
den. Samen met Bernhard Horhoruw
en Max van Rijk liepen we via Tjikolè
Binnen, waar Max woonde richting
Vogelweg. Toen we bij van Rijk waren
aangekomen, besloten we in een leeg
staand huis ertegenover ons geluk
weer eens te beproeven. Toen alles in
gereedheid gebracht was en wij ons
in de donkere voorgalerij hadden ge
nesteld, kwam er een man aangelopen,
blijkbaar huiswaarts kerend van de
bioscoop en zijn gedachten nog bij de
film. H ij schrok zich dan ook een beroerte
toen hij in de richting van het vallend
blikje keek en de oeler welang heel
langzaam in zijn richting zag schuifelen.
Hij sprong verschrikt achteruit, pakte
enkele stenen en bekogelde de slang
ermee. Bernhard die de golongan had,
zorgde er echter voor dat de slang
steeds op het juiste moment vooruit
schoof. Toen de slang de oprit van het
huis inschuifelde, ontdekte de man een
halfverrotte paal, waarmee hij achter de
slang aanging. Elke keer echter, wan
neer hij een machtige dreun ging ver
kopen, schoof de slang steeds op het
beslissende moment een klein eindje
vooruit, net genoeg om niet geraakt te
worden. Dit irriteerde de man hoe langer
hoe meer en hij sprong haast uit zijn vel
van woede. Wij begonnen ons echter
wel een beetje in onze piepzak te voelen,
want de slang was de eerste trede van
de voorgalerij trap genaderd. Bernhard
kon zich niet langer goed houden, gooide
de golongan met een kletterende slag
tegen de vloer en bulderde van het
lachen. Wij voegden onze schaterlach
er ook aan toe. Als door een wesp
gestoken maakte de man een kleine
luchtsprong en stond ons daarna be
teuterd aan te staren. Dan ons luid in het
Soendanees vervloekend (haram jadah
èta sinjo enz. enz.) toog hij huiswaarts.
Dit deden wij ook, tenminste het laatste,
want hiermede was onze hele avond
weer vergoed.
Op diezelfde plek hadden we eens over
dag op de stoep bij van Rijk zittend, een
leerling hoofdagent tuk, die gearmd
met zijn meisje langs kwam. De naam
van de hoofdagent is me ontschoten,
maar we doopten hem boenglon (kame
leon) vanwege zijn rode haar. Het meisje
was Betsy Mulder, een lief meisje die in
onze buurt aan de Vogelweg woonde.
Boenglon wilde stoer doen en maakte
aanstalten om de slang vlak achter de
kop te grijpen. Betsy riep verschrikt:
"Niet doen schat, het is een giftige
slang, straks bijt hij je nog". Dit had op
haar lieveling echter een averechtse
uitwerking, want deze kreten moedigden
hem juist des te meer aan. Toen hij de
slang bijna te pakken had, ontdekte hij
het draad, wees naar ons en zei beteuterd:
"Ach die jongelui daar." We schaterden
het uit en hij droop verlegen af, zijn
geliefde met zich meetronend. Met zijn
rood aangelopen gezicht en rode haar
dos leek hij nu inderdaad op een boeng
lon die van kleur verandert.
Tot slot volgt hier wat ik samen met
mijn beste vriend Jurry Peters mee
maakte. De slang lag opgerold onder het
blikje en het draad leidde over de weg
via een kier tussen de spijlen van het
houten hek, dat de voortuin van Jurry's
huis van de weg scheidde. Via het hek
leidde het draad verder over het gras en
de bloembedden naar een opening
naast het huis, waar we ons achter een
stenen muurtje verborgen. Daar kwamen
drie mannen in burger terug uit de stad,
aan hun gekopspijkerde laarzen herken
den we echter politieagenten van de
iets verderop liggende politieschool.
Toen ze opgeschrikt door het vallende
blikje, hun gesprek onderbraken en in
die richting keken, zagen ze de slang
langzaam voortschuifelen. "Oelo weling,
oelo weling" (kennelijk waren het Java
nen) schreeuwden ze gelijktijdig en het
bombardement met stenen nam een
aanvang, tot de slang tussen het hek
doorkroop en in de tuin verdween.
Hoewel het tuinhek open stond, dorsten
ze eerst niet binnen te komen, omdat
daar één van hun grote bazen van de
politieschool woonde. Met hun lichamen
over het hek gebogen bleven ze de
slang bekogelen, die op een gegeven
moment niet meer verder kroop, maar
wel heftige bewegingen maakte. Tot
onze grote schrik zat de slang tussen
wat kruidje roer me niet vast en ondanks
ons geruk kon hij niet los komen. Eén
van de drie mannen werd toen dapper
der en ging de tuin in, liep heel voor
zichtig om de slang heen en zou net een
kei oprapen, toen hij wat aan zijn been
voelde kriebelen en verschrikt opzij
sprong. Hierdoor brak de draad die de
kriebeling had veroorzaakt en met die
draad vloog de slang ook mee. Zo bleek
als een dode rende de kerel het hek uit.
Luid "toeloeng toeloeng" roepend. De
slang bleef hem echter goed volgen,
ondanks dat hij hoe langer hoe harder
ging rennen. Eindelijk kwam hij tot de
ontdekking, dat dit geen slang kon zijn
en begon hij zijn vaart te verminderen
tot hij hijgend stil stond. Met het draad
in de hand hield hij de bungelende
slang in de hoogte, vrolijk uitgelachen
door zijn twee kornuiten. Onze slang
hebben we nimmer terug gezien, want
die werd in triomf meegevoerd naar de
politiekazerne.
PETER LEEMBRUGGEN
25