Uit de oude Kompenie Kamfer Kist door J. A. Wormser VERHALEN VAN DE ZUID De zuidkust van de Preanger heb ik altijd wel de mooiste plek van Java gevonden, en dan wel zeer in het bijzonder Tjilaoet Eureun. Die naam alleen al, wat een juweeltje: de rivier die in de zee stil houdtiets wat wel meer voorkomt, zeg je misschien als koel denkend westerling. Maar ik droom verder: die zelfde rivier stroomt van ver in het Noorden, waar ze geboren wordt op de vulkaan de Tjikorai, dat is de berg waarop de rivieren ontspringen waarin slangen leven En vele soorten tropische vissen, en dicht bij haar monding de njambiksen krokodillen, waar deze bergrivier uiteindelijk zichzelf een vrije uitgang groef door harde en zware rotsen, om dan tenslotte op te gaan in de eeuwige branding van de Indische Oceaan. Het was een stevige rit vanuit Ban doeng. Eerst naar Garoet, met onder weg de steile Ngagreg-helling, langs de befaamde vijvers van Leles en dan weer omhoog door de theetuinen van de onderneming Waspada, en naar het zadel tussen de reuzen Tjikorai en Papandajan-vulkanen. In een ruime bocht lag daar het verrukkelijke berg- hotel Tjisoeroepan. Weer omhoog naar de Swiss Pass en daarna volgden de "1300 bochten" door het bergterrein, de oerwouden en de thee-ondernemingen van de Prean ger zuidkust. Was je eenmaal bij de donkere Rubber- bossen van de familie Ament, dan wist je dat de grote desa Pameungpeuk niet zo ver meer af was. Verderop lag een - nimmer gebruikt - vliegveldje, waar je in de nacht hele kudden verwilderde kar bouwen kon tegen komen, pas maar op en dandan lag daar dat magnifieke oceaan-strand met zijn donderende branding, vlak voor je. Het was nu niet zo ver meer naar het "Strand Hotel Tjilaoet Eureun", filiaal van het koninklijke Preanger Hotel in Bandoeng. Ja, dat klinkt welmaar het was net een ietsje verzorgder dan een gewone passanggrahan. Tweemaal twee keurige slaapkamers met een brede overdekte voor- en tevens binnen- galerij met gezellige zitjes en, lach niet, een levensgrote piano-vleugel (maar die wordt nog een verhaal apart, net als de enige vaste logeergast de heer Dirk van den Berg), komt straks wel. Als je nu uitstapte, dan had je zeker een uur of drie gereden, een enorme rit met al die hellingen en bochten, dwars door de ganse bergenwereld van zuidelijk Java. Een land waarover oude mannen heel veel verhalen kennen, van dieren en mensen die leefden aan de rivier die in zee uitliep. Java's Zuidkust is afwisselend gewel dige stukken breed zandstrand en recht daar over heen zware rotspartijen, uit lopers van de hoge bergen, een eind de oceaan in. Nu was met die Tjilaoet Eureun het merkwaardige dat deze wijs neuzige rivier voor haar ontmoeting met Moeder-Oceaan nou juist zo een geweldig rotsachtige stuk tussen twee eindeloze stranden, had uitgezocht om de zee te bereiken. En, ten gevolge van het feit dat de oceaan-stromingen hier allemaal van oost naar west jagen, zodat het oosterlijk deel van de wal een hoge re waterstand heeft dan het westelijk en uit het verdere verhaal zal blijken, dat ons departement van Waterstaat daar echt last van heeft ondervonden toen daar een kleine haven werd gegraven, in de dertiger jaren. Nu moet ik even het gezelschap aan u voorstellen waarmee we in 1929 dik wijls naar dit paradijsje gingen: mijn vader, een aspirant hoofdredacteur, mijn neef mr. Wentink en ik zelf en natuurlijk chauffeur Ali. Meestal chauf feerde mijn vader zijn slagschip Packard zelf. Nadat de zaterdag-krant klaar was, reden wij uit, zondagnacht kwamen wij dan meestal thuis. De jungle telegraaf zorgde er voor dat meerdere planters hun eenzame plantages verlie- 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 22