9
Prins Hendrik op Madoera ten deel,
waar de uit de Indische krijgsgeschie
denis bekende Toontje Poland adviseur
was van de sultan van Bangkalan,
Tjakraningrat VI11, wiens vertrouweling
hij was en die hem als een zoon behan
delde. Hij had tot taak de Barisan
(schutterijen) van de sultan te oefenen
en adviseerde de vorst ook in Westerse
aangelegenheden. Ook wat betreft het
komende koninklijke bezoek uit Neder
land moest Poland de sultan dus van
advies dienen.
Opdat het de Prins aan niets zou ont
breken tijdens zijn verblijf op Madoera,
liet hij alles wat er in Soerabaia aan
delicatessen te krijgen was, opkopen.
De sultan wilde de Nederlandse Prins
waardig ontvangen en daarom liet hij
een deel van zijn kraton afbreken en
voor deze bijzondere gelegenheid
nieuwe vertrekken bouwen die werden
behangen met geel fluweel, afgezet
met goud. De sultan kon zich dit permit
teren, hij was schatrijk en bezat naar
schatting een vermogen van 6 miljoen
gulden. Bovendien liet hij zijn gehele
hofhouding in nieuwe livreien, met
goud afgezet, steken. Ook de 43 officie
ren van de Barisan kregen nieuwe uni
formen, epauletten en sabelkwasten.
Op 10 juni 1837 was de grote dag
aangebroken. De sultan had een van
zijn vaartuigen naar Soerabaja gestuurd,
om de prins af te halen die bij aankomst
in Kamal door twee zoons van de sultan
en de ass.-resident werd verwelkomd.
De sultan zelf reed de hoge gast halver
wege tegemoet in een statiekoets,
getrokken door zes Isabella-kleurige
paarden. Na de begroeting reed hij
weer terug naar de kraton, waar hij de
komst van de prins bij de toegangspoort
afwachtte. De weg naar de kraton, waar
langs de Barisan stond aangetreden
was rijkelijk met erebogen versierd.
Onder het spelen van de grote gamelan
Sapoedoenia en het gebulder van saluut
schoten werd de prins door de sultan
naar de grote pendopo geleid, waar de
kroonprins en de offcieren van de Bari
san aan hem werden voorgesteld, en
waar inheemse dansen afgewisseld
met militaire muziek, werden uitge
voerd.
Bij het feestmaal in de avond bracht de
sultan een heildronk op de prins uit, die
door deze werd beantwoord. Ten af
scheid kreeg de prins van zijn gastheer
een prachtige kris, een piek en flacon
rozenolie aangeboden.
Ondanks de goed verlopen feestelijke
ontvangst, was de oude sultan aanvan
kelijk toch wat teleurgesteld. Bij de
eerste ontmoeting in Bangkalan droeg
de prins namelijk slechts een klein-
tenue rok, met een paar veel gedragen
1e luitenants epauletten, een ponjaard
op zij en een ster op de borst. Hij had
verwacht een koningszoon te zien, ge
kleed in een schitterend gewaad, be
zaaid met edelstenen. Daarop stelde de
De delegatie vorsten uit Indië, die het huwelijk van Prinses Juliana en Prins
Bernhard op 7 jan. 1937 bijwoonde. V.l.n.r. Pangeran Adipati Mangkoe Negoro
VII, zijn dochter Raden Adjeng Siti Noeroel, die op het Paleis Noordeinde een
Javaanse hofdans uitvoerde voor de Koninklijke familie, Pangeran Soerjohamidjojo,
zoon van Soesoehoenan Pakoe Boewono X, Ratoe Timoer, gemalin van de
Mangkoe Negoro, Pangeran Soerjodilogo, vertegenwoordiger van het Pakoe
Alamse huis, Ratoe Pembajoen, dochter van de sultan van Jogja, Tengkoe
Kamil, broer van de sultan van Langkat, Raden Ajoe Soerjohamidjojo, gemalin van
Pangeran Soerjohamidjojo, Tengkoe Sjamsjoer, kroonprins van Koealoe, Pangeran
Pakoeningrat, gemaal van Ratoe Pembajoen en Pangeran Poeroebojo van Jogja.
sultan Poland voor, de prins een paar
nieuwe epauletten te schenken, hetgeen
deze afried, met de opmerking dat de
gast nog wel andere epauletten zou
bezitten. Dat dit inderdaad het geval
was, kon de sultan zien aan het diner.
Hij was hierdoor geheel tevreden gesteld
en bewaarde tot zijn dood de prettigste
herinneringen aan de dagen dat hij de
gastheer was van de kleinzoon van de
koning in het verre Nederland.
Prins Hendrik te gast bij de
Koffiekoning van Salatiga
Toen de prins vanuit Semarang ook een
uitstapje naar Salatiga wilde maken,
bleek daar geen passende logeergele-
genheid te zijn. Pierre Hamar de la
Brethonière, de bekende "koffie
koning van Salatiga" (hij was de stichter
van de koffiecultuur in die plaats en had
daarbij een enorm fortuin verworven)
stelde royaal middelen ter beschikking
om de prins een waardig onderkomen
te bieden. Door dag en nacht door te
werken kwam in recordtijd een fraai
gebouw tot stand (het latere Hotel Kali-
taman) dat geheel ingericht door de
heer Hamar aan de prins en zijn gevolg
ter beschikking werd gesteld. Deze
genereuze geste kostte de gastheer
ruim honderd duizend gulden.
Nadat de prins weer was afgereisd,
bood het Gouvenement Hamar aan, dit
bedrag te restitueren, hetgeen door
deze werd afgewezen. Hij vroeg slechts
als wederdienst dat zijn nakomelingen,
die de naam Hamar de la Bretonière
zouden dragen, hulp geboden zou wor
den, als dat ooit nodig mocht blijken.
Gezien de rijkdom van de familie in die
dagen leek dit een grote onwaarschijn
lijkheid. Later keerde het fortuin en is
verschillende keren door in nood ver
kerende leden van de familie een beroep
gedaan op deze belofte.
Nadat de prins en zijn gezelschap Java
van oost naar west hadden doorkruist,
werd na terugkeer in Batavia op 29 okt.
vandaar de terugreis aanvaard.
Tijdens zijn maandenlange reis was de
Prins overladen met plechtige ontvang
sten, toneel- en muziekuitvoeringen,
aubades, bezichtigingen en eerste
steenleggingen, moest hij lange rede
voeringen aanhoren en beantwoorden,
en aan talrijke feestmaaltijden aanzitten.
Ook bezocht hij de in die tijd bekende
Hindoe-Javaanse oudheden op Java:
Boroboedoer, Prambanan en de restan
ten van het oude Modjopahit. Wat teveel
van het goede voor de jonge prins, want
eenmaal terug in Batavia, werd hij, on
danks zijn krachtige gezondheid, ziek.
Eenmaal op zee knapte hij spoedig
weer op.
Pas in 1971 weer een Koninklijk bezoek
Daarna zou het bijna anderhalve eeuw
duren, voordat leden van het Oranjehuis
weer voet zouden zetten op inmiddels
Indonesisch geworden bodem.
(lees verder volgende pagina)