Uit de oude
Kompenie Kamfer Kust
door J. A. Wormser
VERHALEN VAN DE ZUID (2)
Hoe komt het toch, dat er in een verlaten negorij als Tjilauoet Eureun zo een
onwerkelijke sfeer hing van gebeurtenissen zonder begin en zonder end;
merkwaardige en geheimzinnige zoals die een mens bedrukken wanneer na een
zinderend hete dag, avondnevels aanglijden uit het oerbos achter het brede strand.
Uit de hoogste bomen maakten zich dan de kalongs los voor hun nachtvluchten,
geruisloos, ver over het rotsige schiereilandje, waar je in de laatste schemer de
contouren kon zien van een grote grafzerk, vreemd, luguber en onbegrijpelijk.
Je ging daar liever nu niet meer langs, ja waarom eigenlijk? Het was toch alleen
maar een eenzaam graf daar tussen die dofgroene rotsen.
Het graf van Kaufmann, waar eigenlijk
nooit iemand verder enige interesse
voor had, behalve een oud vrouwtje uit
desa Pameungpeuk dat daar vaak een
bordje bracht met gele rijst en een
beetje bijgerechten, een armzalig
bloemetje.
Zo aan het begin van onze eeuw was
daar in die desa een djoeragan blanda
komen wonen, een zekere Wilhelm
Kaufmann, Garde-Officier der "König-
liche und Kaiserliche Österreichische
Armee" zijn rang was niet bekend. En
ook wist niemand waarom deze zeer
gedistingeerde Oostenrijker hier in dit
gat, waar geen-gat-meer-achter-zat,
zich voor zijn hele verdere leven
genesteld had!
Enfin, hij kocht een stukje grond even
buiten Pameungpeuk, weinig ver dus
van Tjilaoet Eureun, liet daar een huisje
bouwen van djati en bilik met een palm-
dak, zoals gebruikelijk en richtte dat -
volgens Dirk van den Berg - aardig in,
met Wiener stoeltjes en zo. En ook een
pracht van een Phonograaf, zo een van
lang voor het platentijdperk, dus nog
met rollen. En op stille avonden kon je
dan tot heel bij het strand genieten van
Franz Lehar en Strauss. Nimmer heeft
hij, wie dan ook, bij zich aan huis gehad.
De vriendelijke bevolking zag in hem
wel een soort van heilige die dikke in
leder ingebonden boeken las, maar,
slechts het districtshoofd kwam bij
hem binnen. Onder genot van het kleine
koppie-toebroek-steen-suiker werden
de visvangst en de rijstoogst besproken.
Maar op een goede dag bezocht onze
djoeragan "Kopmaan" op zijn beurt de
wedana en kreeg van hem toestemming
tot aan koop van wel 1 0 vierkante meter
grond op dat smalle schiereilandje, om
daar een graf voor zich zelf te bouwen.
En toen kwam er een kleine vrachtauto
helemaal uit Garoet die bracht een
magnifieke wit-marmeren grafsteen,
gehouwen uit het verre Marina di
Massa in Italië. En daar waren in-uit-
gehakt oude Romeinse spreuken en
geheime Sanskriet schrifttekens, en
ook in antieke Gothische letters: "Also
sprach Sarathustra, das Reine Gefaesz
Budhas", mysterieus, die hele grafzerk
vol, van boven tot onder
Sterke jonge mannen sjouwden de zerk
op zijn plaats en zij groeven en beitel
den een graf uit de rots, onder des
Kaufmanns wakend oog. En zij plantten
7 wit-stammige bomen-des-doods er
om heen, waarvan de witte bloemen zo
sterk geuren in de tropennacht. Als
allen huiswaarts gegaan waren, toen
schonk hij een mooie Soendanese vrouw
zijn platina horloge met zware gouden
ketting, zond haar weg, zette een krossi-
males op de grafplaat, nam zijn para
bellum in zijn hand, ging er gemakkelijk
bij zitten, enschoot zich zelf door het
moede hoofd.
maar dan met zijn zachte, zangerige
Scandinavisch accent. Ik geloof dat hij
de kracht en betekenis van de meeste
van zijn uitdrukkingen zelf nooit begreep.
Zij voorzagen in een zeer bescheiden be
staan met het repareren en onderhoud
van motorbootjes en machines, terwijl
V.A. ook nog wat piano- en boekhoud-
lessen gaf aan de Chinese jeugd.
Zij zagen er steeds wat groezelig uit in
hun slecht gewassen kleren en vettige
helmhoeden en waren ook niet gezien
bij de Europese gemeenschap, onder
getekende uitgezonderd. Hoewel ik
nooit veel met hen te maken had stond
ik toch op vriendschappelijke voet met
beiden, speciaal met de oudere Jensen.
Op een goede dag keerde hun fortuin
echter. Er lag aan de kade van Sanga
Sanga, een B.P.M. boorterrein niet ver
stroomaf van Samarinda een klein, oud,
verroest vaartuig, ik meen de s.s.
"Menten" heette het. Jensen kocht dit
op zekere dag voor een appel en een ei
van de B.P.M. op voorwaarde dat hij het
zou laten wegslepen. Het meest was hij
geïnteresseerd in de partij oud roest die
op het dek lag. De dag na de verkoop
van het scheepje kreeg de B.P.M., Sang
Sanga, bericht dat het lichtschip van
Tarakan was aangevaren door een pas
serend schip en prompt was gezonken
en werd verzocht s.s. "Menten" zo
spoedig mogelijk naar Tarakan te laten
slepen ter tijdelijke vervanging van het
gezonken lichtschip. U begrijpt, Jensen
en V.A. zaten op rozen. Ze ruimden het
oud roest, dat alleen al meer waard was
dan de hele aankoopsom en konden s.s.
"Menten" aan de B.P.M. terug verkopen
met een zeer behoorlijke winst.
Hun leven veranderde als bij toverslag.
Met nieuwe kleren en een goede bank
rekening waren ze opeens "recu".
Beiden stapten op de "Gen. Michiels"
en gingen naar Soerabaia om inkopen
te doen. In de eerste plaats hadden ze
een goede tweedehands sleepboot
nodig en twee tongkangs (om een
vrachtvervoerdienst op de Mahakam te
beginnen). Verder een paar tweede
hands vrachtauto's, die samen met de
sleepboot en allerlei materialen in de
tongkangs geladen werden. Ze kwamen
glunderend in Samarinda terug in af
wachting van de komst van al dat moois,
dat naar Samarinda zou worden ge
sleept door een Japanse sleepboot. Nu
komt de klap: na enige dagen kwam het
bericht dat de hele sleep in een hevige
storm was gelopen en de de kapitein
van de Japanse sleepboot de kabel had
moeten kappen, met als gevolg dat de
twee tongkangs met inhoud naar de
kelder gingen. Tot overmaat van ramp
bleek dat zij geen verzekering hadden
kunnen krijgen.
Jensen en V.A. waren weer even arm en
berooid als voorheen, maar ploeterden
onverstoord voort.
Wij hadden in onze maatschappij mess
soms een klein feestje, waarbij het
natuurlijk altijd vrolijk en af en toe wild
toeging. Wij vonden dat het tijd werd
weer eens zo'n feestje te geven en
nodigden alle boedjangs uit om van de
partij te zijn en dit maal zou het een zeer
bijzonder feestje worden. Het bier en de
Bols vloeiden rijkelijk en de stemming
was opperbest. Op een gegeven mo
ment, wat later in de avond, kwamen J.
en V.A. binnen. V.A. verkleed als Admi
raal, compleet met zelf gemaakte steek
en gouden epauletten, J. als kok met
een grote, witte koksmuts op en een
enorme houten pollepel langszij. Zij
spraken met zangerige stem de woor
den: "De laatste overlevenden van de
verzopen vloot". Geweldig en het werd
een geweldig feest.
E. G. FRANGENHEIM
15