GEIEZEN.. SOEBATTEN, SARONGS EN SINJO'S Bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-en Volkenkunde te Leiden verscheen in 1 983 het 1 1 9 pagina's tellende stencil "European Loan-Words in Indonesia and Traditional Malay", een publikatie van het Indonesian Etymological Project van het instituut. Zes pagina's van dit werk worden in beslag genomen door een toelichting van de samenstellers en de overige bladzijden geven achter elkaar rijen woorden, waardoor de titel van de publikatie wordt waar gemaakt. Een leerzaam boekwerk. dend en doet onrecht aan deze bevol kingsgroep. Sterker nog: Deze voor stelling van zaken getuigt van discri minatie en racisme en dat mag de heer Beer worden verweten. We kennen in Nederland inmiddels een tweede en zelfs derde generatie Indische Neder landers, die voor het overgrote deel weinig of geen affiniteit met Indië meer hebben en die door een steeds verder gaande vermenging met de Hollandse bevolking ook in toenemende mate physiek aan het verdwijnen is. Zonder een positieve reactie van de Hollandse bevolking op het bewonderingswaar- dige gedrag van de Indische gemeen schap, had dit proces zich niet kunnen voltrekken. Die integratie en acceptatie is een groot goed. Alhoewel de I ndische gemeenschap de grootste ethnische minderheid in Nederland is, komt zij niet voor bij de departementale afdelin gen, die zich met het minderhedenbe leid bezighouden.Van de achthonderd miljoen gulden, die jaarlijks voor dit beleid wordt uitgetrokken, krijgt de Indische gemeenschap geen cent, maar evenmin wordt zij genoemd in de vaak ontstellende rapporten over achter stelling, groeiende werkloosheid en toenemende criminaliteit onder andere ethnische minderheden. Desondanks- of misschien wel daardoor - is de wer kelijke identiteit van de Indische Neder landeronbekend. Algemeen is de opvat ting dat het hier om Indonesiërs gaat. Deze opvatting vindt weinig tegenspraak in houding van enige, nogal spraak makende personen en stromingen bin nen de Indische gemeenschap, maar is fundamenteel onjuist en staat in feite in onweerlegbare tegenspraak tot de his torische achtergrond van de Indische gemeenschap in Nederland. L. M. SCHIPPER Van de hand van de journalist-schrijver Joop van den Berg verscheen onlangs het boek "Soebatten, sarongs en sinjo's, Indische woorden in het Nederlands". Joop zat op een avond naar Dallas te kijken en opeens zag hij in de onder titeling het woord "senang". En het was een Belgische ondertiteling ook nog. Joop van den Berg sprong toen op, greep de Dikke van Dale en toog aan het werk om een antwoord te vinden op de vraag hoeveel Indische woorden wortel geschoten hebben in de Nederlandse taal, hoe dat gekomen is en wat er van geworden is. Op zich een niet onbe langrijk onderzoek, onder meer omdat aan de hand van de resultaten bezien kan worden in hoeverre (ook) op taal kundig gebied sprake is van Indische/ Indonesische beïnvloeding van Neder land. Antwoorden heb ik in "Soebatten, sa rongs en sinjo's" echter niet kunnen vinden. En ik denk dat dit komt omdat Van den Berg in zijn 1 1 1 pagina's tellende boek zo'n 108 pagina's zelf aan het woord blijft met zijn toelichting op met name de koloniale achtergron den waartegen Indische/Indonesische woorden ontstonden, werden gebruikt en werden verspreid. Natuurlijk is het geven van een historsiche schets nood zakelijk, maar wanneer die schets de bedoeling van het boek, zoals uitgedrukt in de titel, verstikt dan is sprake van een voorbij schieten van het doel. Ook in "Soebatten, sarongs en sinjo's" laat Van den Berg weer zien dat je niet weet wat je aan hem hebt. Niet dat ik hem zou willen inlijven in een bepaalde groep of hem een etiket wil opplakken, maar zijn gezwalk in veel van zijn In dische geschriften doet je afvragen wat nu zijn ware Indische gezicht is. Voor alsnog weet ik alleen dat hij zich inten sief bezig houdt met Indische geschie denis en literatuur waarbij hij voort durend verkondigt dat tempo doeloe gelukkig voorbij is omdat het niet zo fraai was wat er allemaal gebeurde in dat schone Insulinde. Maar tegelijkertijd laat hij, met een vlugge aanraking, toch ook weten dat Indië, ook zijn land van herkomst, niet helemaal doorgespoeld zou moeten worden. Zo hoopt hij in het (lees verder volgende pagina) (III) Na de film ben ik naar huis gelopen. Dat was nodig om de stevige portie boeren kool met worst en de even ferme portie nasi rames te laten zakken. Dat gevoel had ik na het zien van "My blue heaven", een gevoel van teveel tegelijk. Wat zou de film goed zijn geweest als 1 2 delige tv-serie. Stap voor stap, met overleg opgebouwd, de geschiedenis van een gerepatrieerde Indische familie over een periode van 35 jaar. De con frontatie, de acceptatie en tenslotte de assimilatie van beide partijen, de Hol landse en de Indische. Misschien in vele gevallen een osmose. Nu kregen we in nauwelijks 90 minuten een arse naal van tegenstellingen; stupiditeit, totaal gebrek aan beschaving versus bescheidenheid, overgevoeligheid en een beschavingsvorm die hier totaal onbekend is. Wat doe je met deze confrontatie? Ronald Beer, regisseur, maakte een tragi-comedie vol herkenbare momenten (60-er jaren) en gebeurtenissen van de Indische kant, vol agressie, kwaad aardige acties van de Hollandse (ik zeg expres niet Nederlandse) kant. Je krijgt ongelooflijk de pest aan de belanda's en ongelooflijk veel respect voor de zelf beheersing en ingetogen daadkracht van de Indische familie Benoit, die een eetgelegenheid begint. Een Pentjak of Kuntau-school had misschien wat meer ontzag voor het omwonend schorum opgeleverd, maar liefde en begrip voor elkanders cultuur gaan volgens zeggen altijd beter door de maag dan via de vuist. Echter: de muilpeer die de jonge Benoit met zijn arm in het gips aan de belager van zijn zuster verkocht, verheugde mij als toeschouwer zeer. Groter zou mijn geluk zijn geweest als de rol van getrof fene vertolkt was geweest door Aart Staartjes, ook al was het maar een nep rechtse. Ronald Beer is een goed regisseur, hij wist wat hij aan de uitstekende niet professionele Indische cast had. Koen Wauters met zijn Belgisch accent deed het sympathiek maar hoe kon hij de zoon zijn van zo'n Amsterdamse Leen Jongewaard? Soedah, trekpleister. Ook de korte blootscene, mijn blauwe hemel, moest dat nou? Nogmaals, de film zou een goede tv-serie kunnen opleveren, met Ronald Beer als regisseur en een scriptwriter die naar mij of iemand anders van Moesson (waarom ook niet?) zou willen luisteren. Er waren leuke, subtiele en goede momenten in de film die helaas bij het grote publiek toch alleen een verkeerde indruk zal achter laten. Boerenkool en nasi rames, allebei lek ker, maar je moet ze niet in één maaltijd eten. Belanda's zijn onbeschaafd, dom en onbetrouwbaar. Indische mensen zijn lief maar zielig. 30 Jaar geleden, ja. Nu nog? LD 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 23